De wetenschap wil je ervan overtuigen dat het bewustzijn slechts een illusie is. In ‘Sleutelen aan de ziel’, de derde aflevering van De volmaakte mens, vergelijkt filosoof Thomas Metzinger het ‘ik’ met het muispijltje op een computerscherm: ‘Je dénkt alleen maar “ik ben nu hier en ik kan wat doen”.’ Het muispijltje en zijn wereld – het bureaublad op het scherm – is slechts een model van de werkelijkheid, geconstrueerd door de computer, en in dit geval zijn je hersenen die computer.
De metafoor van de hersenen als computer, daar kan tegenwoordig geen neurowetenschapper of filosoof nog omheen. Sinds de ontdekking dat een brein bestaat uit miljarden neuronen die elektrische pulsjes met elkaar uitwisselen, is de ultieme opgave voor de wetenschap geweest om gedrag van mens en dier te verklaren als niet meer dan signaalverwerking: sensorische prikkels, door de zintuigen vertaald in elektrische pulsjes, komen het brein binnen, worden bewerkt en gaan weer naar buiten als elektrische pulsjes die spieren en klieren aansturen – net zoals een computer ingekomen bits verwerkt tot uitgaande bits, die een nieuw beeld op het scherm zetten, of een printer aansturen. Als deze metafoor adequaat is, dan ‘zijn wij ons brein’, om met Dick Swaab te spreken, en dan is het met de vrije wil gedaan, en met god – voor wie daar nog aan hechtte.
De neurowetenschappers in De volmaakte mens laten je geen hoop: bewustzijn is een illusie. Wiens illusie? Foute vraag. Nu de mens zowel god als ziel is afgenomen, rest de vraag: wie ben ‘ik’ eigenlijk?
Handleiding
Searle was echter niet voor een gat te vangen, en antwoordde: stel dat ik die complete handleiding uit mijn hoofd leer. De Chinese kamer is nu niets anders dan mijn eigen brein. Toch begrijp ‘ik’ dan nog steeds geen woord Chinees. Volgens het kamp van Searle bewijst dit dat ‘begrip’ als bewuste ervaring essentieel verschilt van het louter manipuleren van symbolen. Met een computer kun je bewustzijn wellicht ooit perfect simuleren, maar toch is dat geen bewustzijn.
Bijproduct
Zijn tegenstanders stellen dat als je er in slaagt een complete handleiding Chinees – die in de praktijk reusachtig zou zijn, minstens een gigabyte aan informatie – uit je hoofd te leren, je ook werkelijk Chinees begrijpt, er is geen verschil tussen een perfecte simulatie van begrip en ‘echt’ begrip.
In ‘Sleutelen aan de ziel’ komt slechts laatstgenoemd kamp aan het woord, zoals de Deense neurobiologe Lone Frank, die over de kwestie van het subjectief ervaren ‘ik’ heel zeker weet: ‘Er is niemand, daarbinnen.’ Ook Metzinger lijkt geen twijfel te kennen, wanneer hij stelt dat vierduizend jaar gefilosofeer over het bewustzijn niets heeft opgeleverd wat de vergelijking met de resultaten van de neurowetenschap kan doorstaan. Als het ‘ik’ slechts een niet-wezenlijk bijproduct is van onze hersenen, dan kunnen ingrepen in de hersenen het ‘ik’ veranderen. En waarom niet? Metzinger: ‘In onze grondwet zou het recht op geestelijke zelfbeschikking moeten staan: in principe mag ik met mijn brein doen wat ik wil.’
Het is een standpunt dat nog veel stof zal doen opwaaien. Weinigen zullen een pedofiel het recht ontzeggen om met een hersenoperatie zijn seksuele voorkeur een wel acceptabele richting te geven. Maar mag een militair met een kleine, maar onherstelbare ingreep zijn vermogen tot bang zijn laten uitschakelen?
Tien centimeter
Op Metzingers website Open Mind (open-mind.net) staat een uitgebreide collectie artikelen over het bewustzijn. Onder de auteurs is ook de Amsterdamse neurowetenschapper Victor Lamme (bekend van het boek De vrije wil bestaat niet), die het probleem pragmatischer benadert, als het ware van de makkelijke kant: wanneer is bij een mens sprake van ‘kijken’ – met bewuste aandacht – en wanneer is het slechts onbewuste dataverwerking? Uit allerlei experimenten blijkt dat mensen veel meer zien dan ze zich bewust zijn, en letterlijk blind kunnen zijn voor dingen die hun netvliezen wel degelijk registreren. Maar om grote structuren te ontdekken, zoals een figuur verborgen in een chaotische verzameling streepjes, is echt kijken nodig. Alleen daarbij zijn neuronen betrokken in een groot gedeelte van de hersenschors tegelijk.
Volgens Lamme sluit dit aan bij de studie van patiënten in diverse stadia van verminderd bewustzijn, tot aan coma toe, waarvan het eeg werd gemeten. Zo kun je vaststellen over welke afstand in het brein neuronen nog ‘met elkaar praten’, en dan blijkt tien centimeter een belangrijke grens. Lamme schrijft daarover: ‘Opmerkelijk is, dat deze grens nauwelijks afhangt van de locatie van de interactie. Met andere woorden, waar en wanneer neuronen ook maar informatie uitwisselen over afstanden van tien centimeter of meer, is er sprake van bewustzijn.’
De conclusie dat bewustzijn een flink brok hersenen nodig heeft, daar kunnen beide kampen ongetwijfeld mee leven. Maar gesteld dat bewustzijn een illusie is, wiens illusie is dit dan? Daarover zal het debat nog wel even doorgaan.