Gaan ze naar de tandarts, dan doet ze het middel gewoon in de limonade, vertelt zijn zus Annabella haar verjaardagsgasten. Ze vraagt haar dochter niet of ze het wil, zegt haar ook niet dat ze het krijgt: ‘Zelf ben ik altijd bang geweest voor de tandarts’.
Hij herinnert zich een controlebezoek van toen ze elf en twaalf jaar waren. Zelf had hij dat jaar weer eens geen gaatjes, maar Annabella’s verstandskies moest getrokken. God, het hartverscheurende kabaal uit de behandelkamer: gehuil was het, uithalen die pure paniek verraadden. De anderen in de wachtruimte hadden hem aangekeken. Alsof ze wilden dat hij ingreep, zijn verantwoordelijkheid nam: voor het welzijn van zijn kermende zus of voor de rust in de wachtruimte? – hij wist het niet, deed of hij Annabella niet hoorde en pulkte pluisjes van een kussen in de vorm van een mond, twee dikke rode lippen van stof. ‘Je kunt angst maar beter voorkomen dan genezen, toch?’, gaat zijn zus verder. ‘Zijn kinderen eenmaal bang dan blijven ze bang, zo’n negatieve herinnering komt te voet en gaat te paard, zeg maar.’ Eigenlijk wilde hij net weggaan. Hij heeft afgesproken met Eli en wil niet te laat komen, maar weet niet hoe hij de kring vrouwen om zijn zus moet kraken, staat lafjes te zwaaien. Nu ze het over het middel hebben, laat hij zijn hand zakken. ‘Ik heb het aan Chrissie gegeven voor de wake bij Yoricks vader,’ zegt een vrouw in een jurk zonder bandjes. Haar benige schouderbladen doen hem denken aan die van Eli. ‘Je weet niet hoe een kind reageert op zo’n levenloos lichaam.’ Een andere vrouw kantelt haar hoofd van rechts naar links, alsof ze ter plekke een afweging maakt. ‘Je wil zo’n kind toch ook wat weerbaarheid aanleren. Er komt een dag dat je dat middel niet kan geven, wie weet schrikt het dan alleen maar meer als er wat naars gebeurt.’ Die heeft zelf geen kinderen, vermoedt hij. Niet om wat ze zegt, maar om hoe eensgezind de anderen haar negeren: die heeft geen recht van spreken. Hij trekt zijn jas aan en steekt een hand op voor hij zich omdraait. Of iemand het heeft gezien weet hij niet.
****
Die avond wil Eli roken, maar dat heeft hij liever niet. Ze wil ook naar een café, maar hij vindt het geen goed idee. ‘Wat moeten we dán doen?’, vraagt Eli, en even denkt hij aan zijn zus, vroeger in de laatste dagen van de zomervakantie, alle Donald Ducks gelezen en de spelletjes op de Switch uitgespeeld: wat moeten we dán doen? Hij schrikt van zijn associatie en dirigeert zijn gedachten vlug naar afgelopen maandag, hoe hij en Eli boven in het bed op zijn vliering lagen. Hij had haar T-shirt uitgetrokken en legde zijn handen op haar tepels. Ze leek het fijn te vinden, duwde zijn handen niet van haar borstkas. Maar er was iets met haar blik. Keek ze nieuwsgierig of afwachtend? Hoewel het slechts om een kleine nuance in betekenis ging, durfde hij net als vorige keren niet bij haar naar binnen en ging hij dus maar naast haar liggen, om te praten en praten over superheldenfilms van vroeger en over regisseurs en personages en de overbodigheid van sommige verhaallijnen, maar ook over persoonlijke dingen; welk ontbijt ze het liefst aten, tot ze hem weer gewoon ondubbelzinnig liefdevol aanstaarde.
‘The Avengers heb jij nooit gezien, toch?’, hoort hij zichzelf plotseling vragen.
Het valt hem mee hoe duur het middel is. De prijs van één keer chic uit eten, maar hij en Eli gaan nooit chic uit eten, met het geld dat hij daarmee bespaart, koopt hij zo twaalf doses, dus waarom bestelt hij er nu niet eentje? Ze komen het brengen tegen contante betaling, leest hij. Het gebruik is kinderlijk simpel, om mismoedig van te worden haast: neem het middel vijftien minuten vóór het high impact event in en de herinnering aan dat event zal vrij van negatieve emoties zijn.
Vrij van negatieve emoties of vrij van alle emoties?
Hij ziet het antwoord niet bij de veelgestelde vragen staan.