‘Mama, hoe lang duurt het tot drie minuten voorbij zijn? Mogen wij een snoepje als Seth er eindelijk is? Eentje, een kleintje, een colaflesje, alsjeblieft, lieve lieve mama, dan ben je mijn liefste mama. Ik ben toch jouw liefste Ottootje en ik zal zwijgen als ik een snoepje krijg en ik zal niet te veel praten. Zijn de drie minuten voorbij? Nog altijd niet? En hoelang moet jij nog werken?
Seth is al groot en hij is mijn vriend, maar als Seth dadelijk weer zegt “dag Otto kapotto” dan zal ik zeggen dat hij een kakanaam heeft, dat is toch gewoon zo, Seth is de allerlelijkste naam van Europa en van het heelal. Seth zegt dat ik zijn beste vriend ben. Dat mag hij niet zeggen van de juf, want wij zijn allemaal gelijk. Ik ben zijn heel heel goede vriend en daarom komt hij bij mij spelen. Seth gaat lief zijn vandaag, denk ik. Hij wil zo graag mijn broertje zien dobberen in zijn babypod. Zelf krijgt hij geen broertje. Zijn mama wil het niet.
Ja, mama, ik weet dat we niet aan de pod mogen komen, omdat ons baby’tje nog rustig moet groeien voor hij geboren kan worden. Ik ben wel al vijf jaar, mama, ik weet bijna alles. We mogen ook niet aan het kunstwerk komen want dan gaat het alarm af. Dat wilde je ook nog zeggen. Ja, mama, dat is de deurbel, daar is Seth. We zullen heel flink zijn. Je kan ons toch de hele tijd op je scherm zien en horen, mama, de rode lichtjes staan allemaal aan. Werk maar, mama, Seth en ik gaan ook werken en ik zal niet de hele tijd vertellen wat ik aan het doen ben, want dat vind je niet leuk, ik weet het. Wij gaan een tent bouwen maar we hebben nog wasknijpers nodig om de lakens vast te maken aan de stoelen. Seth en ik gaan familietje spelen in onze tent. Seth is de mama en ik ben het baby’tje. Als we nog wat wasknijpers mogen nemen uit de badkamer laten we je met rust.
Ik zal vanaf nu echt zwijgen, mama, anders praat ik weer te veel, maar ik wil alleen nog zeggen dat Seth ook vindt dat we filmpjes nodig hebben in onze tent, anders vervelen we ons. We hebben alle leerfilmpjes van de kleuterklas al bekeken. Die zijn saai. Wij kennen de dagen van de week allang en de liedjes over een baby in een peul zijn stom en heel heel saai. “Baby’tje in je podje, jij bent mijn erwtje, mijn sprotje,” dat was je gisteren de hele tijd aan het zingen bij ons baby’tje. Ik hoorde het tot in ons bed. Ik kon er niet van slapen. Wat is een sprotje eigenlijk? Wat zeg je, gaan we morgen sprotjes eten? Gaan we morgen baby’s eten? Je bent grappig, mama. Lieve, lieve mama.
Seth en ik willen naar een filmpje kijken over hoe baby’s uit de pod komen. Please please, mag het? Geen filmpje over hoe babydieren uit dierenbuiken komen want dat hebben we op school gezien. De juf heeft ons getoond hoe een kalfje uit het achterwerk van mama de koe gesleurd wordt en hoe een minigiraf uit de mamagiraf geknepen wordt, met al die lange poten. Maar waarom mogen wij niet zien hoe baby’s geboren worden? Wij zijn al groot hoor.