De Clipper Stad Amsterdam vaart langs de zuidpunt van Zuid-Amerika. Het is een gebied vol legendarische namen: Kaap Hoorn, Straat Magellaan, en het Beaglekanaal.

Het is ook het gebied waar het vakmanschap van kapitein FitzRoy tot uiting kwam. Hij was naar Zuid-Amerika gezonden om de kusten in kaart te brengen en zo de greep van Groot-Britannie op het gebied te versterken. Territoriumdrift aan het uiteinde van de aarde.

Aan boord de achterkleinzoon van Charles Darwin, Simon Keynes, die op dit moment bezig is met een studie naar de reis van de Beagle. Het levert een prachtige confrontatie op van een nazaat en een onherbergzaam gebied. Want niet alleen maakte de zuidpunt van Zuid-Amerika een onuitwisbare indruk op alle opvarenden van de Beagle; het zware weer betekende ook bijna het einde van de bemanning. 'Als dat niet goed was afgelopen, was ik er ook niet geweest,' realiseert Simon Keynes zich.

Aan de hand van kaarten en tekeningen van de kunstenaar Conrad Martens reconstrueert Keynes de route die de Beagle destijds gevaren heeft en spreekt hij met lokale bewoners die er een sport van hebben gemaakt de 'memorials', de herinneringen die de ontdekkingsreizigers van toen achterlieten, terug te vinden.

De gedenkplaatjes, flessen met boodschappen en kistjes met prullaria laten de bezitsdrang zien van degenen die het gebied bezochten. En nog altijd is Kaap Hoorn een twistpunt tussen Argentinie en Chili.

Zeebenen

Ook aan boord zit Corina Brussaard. Van de Noord- tot de Zuidpool, elk jaar jaagt ze op virussen. Hieronder lees je een interview met deze vrouw met zeebenen.

Hoe doe je onderzoek op open zee, bij zwaar weer en in de vrieskou? Met tie-wraps en hete thee, weet zeebiologe Corina Brussaard.

Door Frederique Helman

Haar scheepslaarzen sloffen, ze zijn een maat te groot. Geleend van een collega. Haar eigen laarzen zijn namelijk onderweg naar Zuid-Amerika voor haar avontuur met de Beagle. En toch springt Corina Brussaard (1964) behendig van de wal op het schip de Navicula.

Dit heeft ze vaker gedaan. Het water klotst tussen kade en boot. Met een onzekere sprong beland ik van reling op dek, glijd uit en kan me nog net vastgrijpen aan Kapitein Kees. ‘Welkom aan boord,’ lacht deze.

De Navicula, vernoemd naar een bootvormige alg, is een van de drie schepen van het NIOZ (Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek). Vandaag maken we vanuit de thuisbasis op Texel een tocht om onderzoeksapparatuur aan boord te testen. Later op de dag vertrekt het 26 meter lange schip voor een expeditie van een kleine week op de Waddenzee.

Matroos Hein, ook kok, gooit de trossen los. De motor bromt, we vertrekken. De zee is kalm. Er staat een lichte bries en dan breekt de zon ook nog door. Een prima dag om te varen voor deze verslaggever, die zich normaal bij de minste of geringste golfslag zeeziek tussen de reddingsvesten oprolt.

Brussaard loopt naar de boeg van het schip. ‘Meestal is dit het moment waarop een aantal onderzoekers naar voren rent en gilt: aaah we varen!’ Ze imiteert een uitgelaten collega en zwaait wild met haar armen. ‘Dat zijn voornamelijk diegenen die aan hun eerste expeditie beginnen. Na maanden van voorbereiding ben je nu eenmaal dolblij als je eindelijk mag vertrekken. Vervolgens moet bijna iedereen “inslingeren”. Sommigen hebben er maar een paar uur voor nodig, anderen komen er nooit overheen. Ik heb altijd zeebenen gehad, maar de laatste twee tochten ben ik voor het eerst een beetje ziek geweest.’

virusjager

Welke virussen zwemmen er in de oceanen en wat doen ze daar precies? Dat is wat Brussaard wil weten. Net als op land zaaien deze micro-organismen ook in de oceanen dood en verderf. Besmette bacteriën en algen spatten massaal uit elkaar en gaan dood. Dat is goed nieuws. Want zo komt hun voedzame inhoud vrij voor andere soorten algen en bacteriën, die nu de kans krijgen om te groeien. Zo recyclen zeevirussen het voedsel in zee en houden ze het ecosysteem draaiende.

De zeebiologe jaagt van de Noord- tot de Zuidpool op zeevirussen. De poolzeeën zijn bijvoorbeeld interessante visvijvers, omdat ze zo samengesteld zijn dat ze extra gevoelig zijn voor klimaatveranderingen. De ijswateren fungeren als een alarmcentrale. Veranderingen als gevolg van de opwarming van de aarde zul je daar als eerste waarnemen. ‘Maar dan moet je wel eerst weten hoe het zeewater er vóór de opwarming uitziet en welke virussen er rondzwemmen,’ legt Brussaard uit.

We lopen naar de achterzijde van de Navicula. Op het dek staat een soort metalen wagenwiel waar flessen in horen te hangen. Om watermonsters mee te nemen, hoor ik. Die monsters gaan daarna naar het laboratorium. Op onderzoekschepen doen zeecontainers dienst als varend lab. Brussaard zwaait de loodzware deur van zo’n container open. Tussen doorzichtige plastic flappen door stappen we de gekoelde ruimte in. Die is volgestampt met vaten, ijskasten en nog niet uitgepakte kisten. Verder zijn er aan weerszijden twee brede werkbladen met een metertje loopruimte ertussen. Je kunt je amper voorstellen dat hier soms zeven man tegelijkertijd moeten werken.

containerlab

De Navicula heeft plek voor één container. De Pelagia, het grootste onderzoeksschip van het NIOZ, kan er wel negen kwijt. Verder is zo’n schip leeg. Bij de voorbereiding aan wal wordt het hele lab in ijzeren kisten ingepakt. Van laarzen, pen en papier tot computer en dure filterapparatuur. Onderzoeksschepen zijn bijna altijd onderweg zodat er vrijwel continu onderzoek gedaan kan worden. Als zo’n schip de haven binnenloopt, dan is het snel de kisten aan boord brengen en wegwezen. Al varende pakt de zeeonderzoeker spullen uit en richt het lab in. ‘Dan hoop je maar op mooi weer en een rustige zee,’ roept Brussaard boven het ronken van de motor uit.

Pilsje drinken? Boek lezen? Natuurlijk is daar af en toe tijd voor. Maar over het algemeen is het beuken en weinig slapen, soms extreme kou trotserend. Wat is daar leuk aan? Ze lacht. Een vraag die vaak terugkeert. ‘Het avontuur, de eindeloze horizon, de veranderende luchten om te beginnen. Samen een klus klaren. Ik houd van snel denken. Tjaktjaktjak. Soms zit het tegen, dan moet je vlug een oplossing verzinnen voordat je proef verpietert. Improviseren, zoals die keer dat mijn peperdure virusteller kapot was. Dan ben ik even chirurg en technicus tegelijk. Met een zelfgemaakte bypass van een rubberen slang heb ik het apparaat weer aan de praat gekregen.’ En de vrieskou? Die trotseert ze met een kop hete thee.

spinhaken

Op de ijszeeën rond de polen kan het behoorlijk spoken. Om te voorkomen dat labspullen door de ruimte vliegen, zet Brussaard alles vast met spanbanden, tie-wraps, touw of wat er maar voorhanden is. Tot voor kort gingen er ook ladingen spinhaken mee. Maar op internationale schepen mogen die niet meer gebruikt worden. Alleen Nederlanders blijken ermee overweg te kunnen. Bij een Amerikaans bemanningslid knalde een haak in het oog.

Tijdens een van haar expedities naar de Zuidelijke IJszee met de ijsbreker Aurora Australis belandde ze in een storm met gigantische golven, van zeventien meter hoog. ‘De ijsbreker is toen maar liefst 53 graden gaan “rollen”. De meters stonden in het rood. Een ander schip was omgeklapt. Op zo’n moment geeft de kapitein het bevel: “labs afsluiten en iedereen als de sodemieter naar binnen”. Op zee bepaalt het weer of je werkt.’

Na de storm bleek haar vat met vloeibare stikstof, dat met dikke bouten in de muur was vastgezet, op de grond te liggen. Een derde van de buisjes met bevroren watermonsters die daarin waren opgeslagen, rolden nu ontdooid over de grond. ‘Dan is het flink schelden, diep zuchten en doorgaan.’

Kapitein Kees is klaar met het testen van de boot en geeft het sein om terug te keren. Een laatste vraag aan Brussaard. Tijdens haar Beagle-reis zal ze ook langs de zuidkust van Chili op onder meer virussen vissen. Romantisch, zo’n clipper met bolle zeilen. Maar voor zeeonderzoek...?

‘Is het een enorme uitdaging,’ vult ze grinnikend aan. ‘De Stad Amsterdam is er absoluut niet op gebouwd. Zo zal ik elke dag veertig liter zeewater omhoog moeten hijsen. Ik kom met zulke armen thuis,’ en maakt een Popeye- gebaar. ‘Zeewater filteren doen we buiten, maar waarschijnlijk ook in de badkamer. Het gelakte hout van de kajuit kan namelijk niet tegen het zilte water. Mijn virusteller en monsters krijgen bij gebrek aan ruimte een plek op de desserttafel.’ Met Brussaard aan boord dus geen toetjes op het menu.

Dit artikel verscheen in 2010 in VPRO Gids #2 (9 t/m 15 januari).