Ik ben niet alleen begonnen als een techno-optimist, ik ben het nog steeds. Alleen heb ik nooit geloofd dat technologische vooruitgang alleen een voldoende voorwaarde was voor menselijk geluk, collectief of individueel. Maar wel een noodzakelijke voorwaarde. Zonder technologische vooruitgang zouden we nog steeds onderworpen zijn aan de toevalligheden van de natuur. Maar het zijn de toepassingen uiteraard van die technologie die uiteindelijk de kwaliteit bepalen: positief of negatief. Dus het klopt, technologie is neutraal; het zijn de wetenschappers en de kunstenaars, de designers en de verhalenvertellers, die er uiteindelijk richting en betekenis aan kunnen geven. Zij stellen wat mij betreft een norm - en die norm hebben we weer nodig om te bepalen hoever we ervan afwijken. We kunnen ons kritisch verhouden tegenover de Googles en de Facebooks en de data-drijvers omdat er een heel andere groep mensen is die nadenkt over alternatieve vormen. Zij vormen de subcultuur van de technologische vooruitgang en houden nooit op om kritische vragen te stellen over de toepassingen - of die nou door winstbejag worden gedreven, of door een zucht naar macht en controle (de NSA’s van deze wereld).
Hoe dan ook, de publieke omroep vormt wat mij betreft zo lang mogelijk een veilige omgeving waarbinnen dit kritisch bevragen en vrije denken mogelijk is, waar de alternatieven mogen worden bedacht en waar mag worden geëxperimenteerd met nieuwe technologieën. Binnen de VPRO beschouwen we dat ook als een kerntaak. We doen dat zoveel mogelijk binnen onze programmering, maar op onze titels worden ook gewoon een aantal normen gelegd: we moeten een minimaal aantal kijkers, luisteraars, bezoekers hebben. En die producties mogen maximaal maar zoveel kosten. Het Medialab in Eindhoven hebben we opgezet als een echt vrije omgeving, waarin we proberen juist zoveel mogelijk los te komen van al die opgelegde normen. En het Medialab is dus continu op zoek, zoveel mogelijk gevoed door de kennis die binnen de VPRO maar ook in het brede netwerk van kunstenaars, wetenschappers, designers, auteurs, journalisten beschikbaar is, om relevante ontwikkelingen op te pikken, te bestuderen.
De innovatie binnen de publieke omroep is altijd gericht op media: zowel het maken ervan, als het consumeren. Ook daarom is het een kerntaak: we zien ons publiek bewegingen maken, weg van het zogeheten ‘lineaire’ kijken, en nieuwe platforms omarmen. Die moeten wij dus ook leren kennen. We moeten ermee kunnen omgaan, en kunnen beoordelen of zo’n nieuw platform, zo’n nieuwe technologie, wat voor ons kan zijn. En al doende, leren wij zo’n technologie kennen, en komen we er ook achter wat de positieve en mogelijk ook negatieve toepassingen ervan zijn.
Wij vermoeden dat, naarmate wearable technology populairder wordt, er ook invloed kan zijn op onze mediaconsumptie. We zien dat natuurlijk al bij uitstek in de mobiele apparaten die we bij ons dragen: onze mobiele telefoons, tablets en e-readers. Maar wearable technology ontwikkelt zich snel: van smart watches tot zweetbandjes en ondergoed dat onze hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur in de gaten kan houden. Zelfs ons seksleven ontkomt er niet aan - bevrediging op afstand vereist geen hoogstandjes meer…
Wearables kunnen worden ingezet om media te maken en om media te gebruiken. We zullen er prachtige dingen mee kunnen creëren. Maar de keerzijde moeten we ook belichten. De grootste zorg die ik hierover heb, heeft betrekking op de data die met wearable technology worden verzameld en kunnen worden uitgewisseld. En dus is daar de inhoud van dit programma, voor een belangrijk deel, op gericht. Welke gegevens over onszelf geven wij prijs zonder dat we dat in de gaten hebben? En hoe kunnen we ons publiek daarvan bewust maken? Wat verraden mijn oogopslag, mijn houding, de manier waarop ik loop, aan de winkel waar ik mijn dagelijkse boodschappen doe? We weten dat er kledingwinkels zijn die al experimenteren met persoonsgerichte display-advertising, na een razendsnelle analyse van mijn persoonskenmerken.
'We Know How You Feel' beoogt om het publiek inzicht te geven in deze ontwikkelingen en processen. Vorig jaar deden we een soortgelijk project, ‘We are data’ geheten. De bijbehorende website, clickclickclick.click, werd bijna een miljoen keer aangeklikt. Het onderwerp leeft, dat is evident, het is urgent en het roept om kritische bevraging.
Ik bemerk veel overeenkomsten tussen de doelen die ik hierboven beschrijf, en jouw observaties over Gr1p. Mijn wedervraag is dan: wat is volgens jou de meest effectieve manier om die doelen te bereiken? Is bewustwording van het publiek genoeg? En hoe bereik je die bewustwording dan het beste?
Hartelijke groet,
GJ Bogaerts
hoofd digitaal VPRO