‘De landen in Langs de nieuwe zijderoute zijn niet makkelijk te researchen. Onveilig, soms. Ik ging er eerst in m’n eentje heen, maar wel met de nodige veiligheidsmaatregelen, zoals alle journalisten in gevaarlijke gebieden die nemen.
Je moet je dan bijvoorbeeld regelmatig melden bij een veiligheidsdienst die altijd weet waar je bent. En je neemt een fixer in de arm, een plaatselijke journalist die weet waar je op moet letten.
Vergeleken met sommige buurlanden is Kazachstan een redelijk vrij en veilig land, en de persvrijheid is er in de grondwet vastgelegd. Toch heb ik er wel een paar spannende momenten meegemaakt.
Een reisserie wordt niet alleen gemaakt door de gezichten op de voorgrond. Researchers reizen vooruit om uit te zoeken wat het filmen waard is en dingen te regelen die dat mogelijk maken. Voor de serie 'Langs de nieuwe zijderoute' was Maria Abramovitch een van hen. Wat maakte ze zoal mee?
foute boel
Bijvoorbeeld toen ik ging kijken bij Oeigoeren en etnische Kazachen die uit China zijn gevlucht. Dat zijn mensen die daar in concentratiekampen hebben gezeten en vaak familieleden hebben die er nog vastzitten. Mannen, kinderen, broers, zussen.
Soms hebben ze al jaren niets van ze gehoord.
Deze mensen demonstreren elke week bij het Chinese consulaat. Met mijn fixer ging ik daarheen en het stond er vol met politieagenten. We stapten uit de auto en voelden eigenlijk meteen dat het foute boel was. Dus liepen we snel een andere straat in.
urenlange achtervolging
We voelden dat we werden achtervolgd, en het was opvallend hoe veel mensen daarbij betrokken waren. Veel meer dan een nachtje in de cel of het land uitgezet worden had ik niet te vrezen, maar aangehouden worden zou wel het einde van de research betekenen.
Geen persaccreditatie, geen verhaal.
We probeerden ze af te schudden, door bijvoorbeeld snel in een bus te stappen en bij een willekeurige halte uit te stappen. Maar dan waren er weer andere achtervolgers. Dat ging twee uur zo door tot we een cafeetje in doken. Dat hadden ze niet gezien.
Maar ze gaven niet op. Twee agenten in burger gingen alle restaurants af. Het personeel kwam naar ons toe om te zeggen dat ze naar een blonde vrouw hadden gevraagd – die zie je daar niet veel.
Chinese oliebedrijven
Toen we naar buiten liepen, botsten we bijna tegen die twee agenten op. Ze schrokken net zo hard als wij, en we gebruikten dat moment om in een taxi te springen.
Toen waren we ze kwijt!
We werden een paar dagen later weer gevolgd, toen we de persaccreditatie al op zak hadden. We waren met Ruben in een gebied waar veel olie wordt gewonnen, onder meer door Chinese bedrijven.
Die Chinezen die daarvoor werken, komen nauwelijks buiten en mogen niet met journalisten praten. Maar we wilden dat natuurlijk toch proberen.
politie bellen
Bij alles wat we daar deden gingen mannen in auto’s mee. Niet van de politie; dit waren beveiligers, ingehuurd door zo’n Chinees bedrijf. Ze deden aan bumperkleven, bij interviews waren ze intimiderend aanwezig, ze maakten lawaai tijdens opnames, sprongen steeds in beeld.
Op een gegeven moment waren we dat zo zat dat ik zei: ik ga even met ze praten, want dit kan zo niet langer. Ruben en de cameraman gingen mee. Het werd een heftig gesprek. Ik dreigde de politie te bellen, zij zeiden dat ze ook maar hun orders uitvoerden, maar uiteindelijk heeft het wel geholpen, want de volgende dagen verstoorden ze de opnames niet meer.
Uiteindelijk hebben we kunnen draaien wat we wilden in Kazachstan.’