Na series over prins Bernhard, (toen nog) koningin Beatrix, Freddy Heineken en Vincent van Gogh, nu een over Johan Cruijff. Wat fascineert u aan deze personen?
Pim van Hoeve (1967): ‘Het zijn iconische figuren. Ze springen er zo uit dat ze iedereen bijblijven. Al is de manier waarop heel verschillend. Zo was er bij Beatrix een combinatie van de functie en de persoonlijkheid, waar een spanningsveld in zat. Dat is ook het geval bij Cruijff. Hij was een virtuoze voetballer die als een heilige werd vereerd. Maar van binnen was hij een heel gewone jongen en is dat altijd gebleven.’
Wat zijn uw eigen herinneringen aan Cruijff?
‘Die gaan terug naar de WK-finale van 1974, al was ik zo jong dat ik het spelletje nog niet helemaal snapte. Zijn comeback als speler bij Ajax in 1981 staat me meer bij, maar vooral het beeld daarna als trainer en commentator.’
Hoe ontstond het idee voor Johan?
‘Terwijl we met Beatrix, Oranje onder vuur bezig waren, had ik het er met VPRO’s hoofd drama Joost de Wolf en producent Paul Voorthuyzen over wat een waardige opvolger van dat zou kunnen zijn. We grapten: Cruijff, spits van Oranje. Het onderwerp “Cruijff” leek een nog bijna heiliger huisje te zijn dan ons koningshuis, dat vond ik opvallend. Er waren acteurs die geen eens een screentest wilden doen voor zijn rol. Ze durfden er niet aan. “Dat moet je maar door iemand anders laten doen,” zeiden ze.’