Mijn buik bijvoorbeeld, die maakt – vooral na het eten - veel geluid. Soms denken mensen in de bioscoop dan dat ik door de film heen praat. Op straat denken mensen dat ik ze roep. Ook zou ik graag iets slimmer willen zijn, ik kan niet hoofdrekenen en kwantummechanica begrijpen geef ik bij voorbaat op. Maar wat ik het liefst zou veranderen is dat ik lui ben. Niet zomaar lui, maar ziekelijk lui. Zo lui dat ik bijna altijd eten bestel of afhaal. Dat valt misschien nog wel mee. Maar toen ik gisteren zelfs te lui was om mijn laptop open te klappen en eten te bestellen schrok ik van mijn eigen luiheid. En dat gebeurt niet vaak, want ik ben lui sinds 1987.
De remmen van mijn fiets zijn al een tijd kapot, remmen doe ik door mijn benen aan weerszijden uit te steken en met mijn schoenen over de grond te slepen. Zelfs wat bijna-ongelukken maken niet dat ik mijn remmen laat maken. Iedere dag weer denk ik het, maar ik doe het nooit. Soms draag ik onderbroeken een tweede keer omdat ik te lui ben om mijn was te doen: om mijn was in een machine te proppen en op een knop te drukken. In een hoek van mijn kamer staat een uitdijende familie van lege flessen. In sommige zit nog wijn; te lui om de fles helemaal leeg te drinken. Iedere ochtend weer hoop ik dat ze zelf naar de glasbak zijn gelopen. Of dat de legeflessenfee ze heeft meegenomen, en wat statiegeld heeft achtergelaten. Vaak luister ik de hele dag hetzelfde liedje omdat ik te lui ben om iets anders op te zetten. De deadline van deze column heb ik van de vier weken tot nu toe één keer gehaald: de eerste keer. Soms geef ik tijdens verjaardagen iets van mezelf cadeau omdat ik te lui was om iets te kopen. Soms ben ik zelfs te lui om te masturberen. Ik vind het knap van mezelf dat juist ik het in de baarmoeder van de andere zaadcellen heb gewonnen. De enige verklaring kan zijn dat ik de enige zaadcel was.