‘We moeten weer kunnen lachen om homo’s’, luidde de kop boven het interview met Youp van ’t Hek in Volkskrant Magazine. Hij werd bevraagd over onder andere Pisnicht: The Movie, de documentaire die ik heb gemaakt over de impact van homograppen op jonge lhbti’ers.
Afgaand op Youps quote zou je denken dat er geen homograppen meer worden gemaakt, maar zijn laatste show zit er vol mee. Cabaretiers bedienen zich al decennia van grappen over dat handje, het gejoehoe en gehuppel. De clou is vaak hetzelfde: de homo is een rare ander; aanstellerig, vies of vrouwelijk en daarom object van spot.
Nederland lacht zich wat af om homo’s. Op de middelbare school is ‘homo’ het meest gebruikte woord om mee te grappen en te pesten. Je zou kunnen stellen dat het tot ons cultureel erfgoed behoort. Die grappen zijn leuk als je binnen de norm valt, niet als je opgroeit en zoekende bent naar je seksuele identiteit. Homofobie is de continue stroom aan tekens dat jij, als lhbti’er anders bent dan de rest.
Youp blijft pisnicht gebruiken en roeptoetert dat dit zijn goed recht is. Hij verwart een vraag om empathie met een aanval op zijn vrijheid van meningsuiting. De vraag is: wat wil je eigenlijk faciliteren, als cabaretier in een bomvol Carré?