Het allermooiste tv-programma dat er bestaat, is Amanda to the Rescue. Als je maar tien minuten naar dat programma kijkt, wil je niets liever dan een gehandicapte hond. Mijn dochter en ik zaten ontroerd naar doofblinde puppy’s te kijken, en naar een chihuahua met maar één oog. Onze eigen hond was met mijn vriend mee, omdat wij de hond delen, en omdat ik die avond geen zin had om haar nog uit te laten. In plaats van met onze eigen gezonde hond te wandelen, keek ik met mijn dochter naar Amanda to the Rescue en riepen we allebei hoe heerlijk het zou zijn om een blinde hond te hebben of een hond zonder achterpoten.
Een gezin met drie kinderen adopteerde de hond die doof en blind was. Volgens Amanda was dat het beste wat die kinderen kon overkomen, het zou ze geweldige dingen leren waar ze de rest van hun leven wat aan zouden hebben.
Ik had als kind ook een hond. Daar had ik erg lang om gezeurd. Toen de hond er eenmaal was, had ik natuurlijk na twee dagen al geen zin meer om haar uit te laten. Toen ze oud was en nogal stonk, wilde ik haar niet meer aaien. Wat ik leerde van onze gezonde en ongelofelijk lieve hond was dat ik niet zo’n beste baas was. We hadden soms ook poezen die wegliepen. En konijnen en geiten die doodgingen omdat ik niet precies wist wat ze nou wel en niet mochten eten. Ik heb eens een chinchilla te logeren gehad die ik los liet lopen en die toen wegliep, en een kanariepiet die ontsnapte uit het raam dat ik open had laten staan.
Zo rond mijn achttiende wilde ik nooit meer een dier. Omdat ik van dieren hield, maar mezelf niet meer vertrouwde. Ik had geleerd dat ik niet zo’n beste baas was.
Toch hoop ik dat die drie kinderen met hun dove, blinde hond iets anders leren.