Op zondagavond werd ik gered door The A-Team.
De dag was gevuld met taken; huishoudelijke, administratieve, moederlijke. In geen van die taken had ik zin, maar ik deed ze. Eerst met gezonde tegenzin, toen gewone tegenzin, toen lichte weerzin, uiteindelijk bleef er alleen maar grote weerzin over.
Als een machine waar je zand in gooit en die maar door probeert te gaan tot-ie stuk is. Of als mijn ouwe tv van vroeger, zo’n hele grote kast, waar ik een vaas met bloemen bovenop had gezet, die omviel. Het water liep in de tv en ik keek geïnteresseerd toe hoe de tv maar beeld bleef proberen te vertonen maar ook rook produceerde, en steeds meer ging knipperen, tot er een lichte plof klonk. Toen was de televisie stuk, stonk het naar verbrand plastic en dacht ik: had ik maar ingegrepen.
Zo voelde ik me op die zondagavond toen ik mezelf tot aan de weerzin had gedreven met al die taken die ik mezelf had opgegeven. Daarna wilde ik niets meer en dacht ik dat ik stuk was. Verbrand plastic.
Ik ging op het bed zitten naast mijn dochter die spelletjes deed op een iPad. Ik deed de grote televisie aan, waar tegenwoordig gelukkig geen vazen meer op kunnen staan.
En toen begon The A-Team. Mijn lievelingsserie toen ik twaalf was. Ik zei tegen mijn dochter, die tien is: ‘Dit moet je zien.’ Nu kijkt ze heel graag samen met mij naar iets, dus ze kroop tegen me aan en ik begon haar te vertellen wie wie was en liet haar raden op wie ik vroeger verliefd was. Ik vertelde haar dat ze van stofzuigers mitrailleurs konden bouwen, en zij vroeg serieus: ‘Hebben ze dat echt gedaan?’
Toen kwam er reclame en tijdens die reclame ruimde ik de keuken op, met zoveel energie, in een tempo dat ik de hele dag nog niet had gehad, dat ik meteen wist dat alles nog functioneerde. Alleen maar omdat ik op tijd terug wou zijn bij The A-team.