Naar het station loop ik langs heel veel etalages, ik heb geen haast en ik bekijk de overvloed aan mooie spullen. Allemaal dingen die ik al heb, maar waarvan je er ook altijd wel meer kunt gebruiken: sjaals, vazen, glazen, kaarsen, kleren ... Eigenlijk is alles wat ik zie mooi. Komt het door de belichting, mijn stemming of staan er inderdaad alleen maar mooie spullen uitgestald?
In de trein zijn de stoelen schoon en heel, en op de tafeltjes en de klapdeuren zijn vlinders geschilderd. Op het station waar ik aankom, klinkt muziek en ruikt het naar verse koffie. Ik loop naar het stadstheater, en daar gaat het maar verder; De muren zijn bekleed met gekleurde stoffen, zodat je ze wilt aaien en het toilet lijkt op een designmeubelwinkel met sfeerverlichting.
Alles is mooi en comfortabel en ineens kan ik alleen nog maar denken aan de ondergang. Mooier kan het niet meer worden. De ondergang is nabij en op een dag, ik schat over zo’n 2000 jaar, graven ze de resten van onze samenleving op. ‘Ook toen al,’ schrijven ze dan, ‘moet er een ver geciviliseerde beschaving hebben bestaan.’ Te veel schoonheid en comfort en de ondergangsgedachten komen vanzelf. Tegelijkertijd roepen de smerigste dingen warme gevoelens bij me op.
Toen ik laatst braaksel op straat zag liggen, mompelde ik vanzelf: ‘Ach, lieverd, was je dan zo ziek?’ Minder fijn vind ik het als mijn hond het op wil eten. Mijn hond wil eigenlijk wel aan alles likken, en ik vraag me af of honden ook dingen vinden stinken. Hoe moet het zijn om zo goed te kunnen ruiken maar geen enkele geur smerig te vinden? Stank schijnt iets te zijn dat ons gaandeweg wordt aangeleerd. Baby’s vinden poep niet stinken. Zou je stank ook weer kunnen afleren?
Toen mijn dochter klein was, vond ze ook niets vies en hoorde ik mezelf eens zeggen: ‘Lieverd, niet aan de tram likken.’ Ze moest van mij leren dat dingen smerig waren. Hoe ouder ze wordt, hoe minder ze lijkt op mijn vieze hond, die niets afstotelijk vindt. Is dat nou winst of verlies?
Als ik me een onethisch experiment kon veroorloven, zou ik graag een kind opvoeden zonder geur- of hygiëneoordeel. Zou voor zo iemand de wereld niet veel lekkerder worden? Misschien, wanneer deze samenleving ten onder is gegaan, groeit er een nieuwe mens op die aan trams likt en braaksel op de stoep even aantrekkelijk vindt als met fluweel beklede muren.