Aan de overkant van de straat zie ik een man lopen met een hele mooie hond. Tot mijn vreugde steekt hij over zodat ik de hond beter kan bekijken. Ik ben van plan die hond te complimenteren.
Als hij vlak bij mij is, komt er op de stoep een vrouw aanlopen, ook met een hond en ik denk nog: nee, loop door, nee niet nu! Maar ook: niet afdwalen Esther, complimenteren, en ik zeg tegen de man: ‘Wat is dat een mooie hond.’
‘Dankje,’ zegt de man blij. Maar de vrouw met de hond, hoort het ook allemaal, de vrouw met de hond die ik níet gecomplimenteerd heb. Even overweeg ik te zeggen: ‘Uw hond is ook mooi hoor,’ maar dan doe ik mijn compliment aan die andere hond weer teniet en ik houd me in. Als ik wegfiets, denk ik meer aan de vrouw met de niet zo mooie hond dan aan de man met de mooie. Jammer.
De volgende dag heb ik een afspraak met iemand die een hond blijkt mee te hebben genomen. Meteen denk ik aan de dag ervoor, ik wil de anekdote bijna vertellen, maar doe het niet. Want ik heb nog niet spontaan gezegd dat déze hond mooi is.
Het is net als met dat sterrensysteem bij de Uber-taxi. Ik geef ze allemaal vijf sterren, omdat ik niemand wil kwetsen. Eén keer in al die jaren gaf ik iemand vier sterren, omdat die man zat te klagen dat het stonk in de auto sinds wij waren ingestapt.
Mijn dochter zegt : ‘Mama, ik vind dat jij niet goed omgaat met de sterren. Je kunt niet iedereen vijf sterren geven.’ Ik verdedig me, want sinds pas kun je fooien geven, en ik heb laatst die echt hele leuke taxichauffeur een fooi gegeven. Het duurt natuurlijk niet lang voor ik ze allemaal een fooi geef. Het is zwak van me. Daarom kan ik ook wel weer met trots terugdenken hoe ik deze week slechts één hond heb gecomplimenteerd, een langharige, lichtblonde hond met bruine vlekken, ja die vond ik echt mooi.
Maar drijf het niet op de spits, want vraagt u mij op de vrouw af: ‘Vindt u mijn hond mooi?’ dan zal ik toch ‘ja’ zeggen.
‘Wat is jouw ‘ja’ waard als je geen ‘nee’ kan zeggen?’ vraagt mijn vriend.
Ik zeg: ‘Ja, daar heb jij helemaal gelijk in.’