Mijn dochter kijkt urenlang naar alle tv-afleveringen van Ink Master, een wedstrijd tussen tatoeëerders. De kandidaten tatoeëren en ondertussen hoor je de jury achter hun rug om bespreken wat de kandidaten doen. Alsof God toekijkt.
Je ziet iemand een definitieve blauwe streep op een ander mens zijn kuit zetten en je hoort de meester die zegt: ‘Oei, dat is helemaal verkeerd geplaatst.’
Een ander zegt: ‘O nee, wat doet-ie nu?’, en we zien hoe er bibberige rozen in de menselijke huid worden gebrand.
Weer klinkt er een stem: ‘Dit is een van de slechtste tatoeages die ik ooit heb gezien.’ De mensen op wie wordt getatoeëerd worden steevast canvassen genoemd. Soms spreken de canvassen ook.
Ik ben zelf net met een nieuw project bezig dat ‘De laatste hooivracht’ heet. Het is een legpuzzel van duizend stukjes. Sinds Ink Master kan ik niet meer puzzelen zonder de jury in mijn hoofd te horen.
‘Ach, kijk nou, ze legt alle stukjes meteen op tafel, klassieke beginnersfout.’
Ik puzzel verder, maar hoor: ‘Valt mee, ze schiet op, maar wat ze met dat huis links boven van plan is, het zal mij een raadsel wezen.’
‘O nee, wat doet ze nu?!’
Zo wordt ‘De laatste hooivracht’ van Ravensburger een enerverend spektakel.
Al lang voor Ink Master en voor ik ooit een wedstrijd op tv had gezien, zaten er al jury’s in mijn hoofd, of op zijn minst getuigen.
Als ik ergens verdwaal en steeds een verkeerde route neem, doe ik dat bijvoorbeeld nooit zonder getuige. Ik stel me voor hoe iemand mij ziet als een klein bewegend stipje op de kaart. Iemand die mij hoofdschuddend bekijkt als ik steeds de verkeerde afslag neem. Ik heb medelijden met die ander, die wanhopig wordt, als-ie me weer naar rechts ziet gaan waar ik links moet. Ik doe mijn best, maar wat heeft mijn getuige daaraan? Dat is een van mijn fantasieën.
Op andere dagen ben ik een cavia, net als in dat spelprogramma vroeger van Fred Oster. Je mocht kiezen welke cavia je nam, bekende namen hadden ze: Sneeuwwitje, Jos Brink, André van Duin, Sjakie Zwart. De muziek startte, het publiek klapte enthousiast mee, en de cavia van je keus werd losgelaten en moest het poortje met de duizend gulden vinden.
Zo fiets ik door de stad als ik de weg niet weet, ik hoor het publiek klappen en een schelle stem roept: ‘Sjakie, naar links, naar links!’ Maar ik snap er helemaal niets van, ik ben een cavia.
Esther Gerritsen over jury's en getuigen in haar hoofd.