1.
Alles is interpretatie. Ook andere dieren interpreteren, maar niet zo vaak en met zoveel hartstocht als mensen. Wij interpreteren de taal die wij spreken en schrijven, lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, ons eigen lichaam (ik heb pijn in mijn schouder, moet ik naar de dokter?) et cetera.
Wij interpreteren de hele dag door. Dit interpreteren is een vaardigheid. Zij die er niet goed in zijn krijgen door hulpverleners etiketten opgeplakt, bijvoorbeeld autisme. Soms zijn mensen blij met hun etiket (diagnose). Ze weten wie ze zijn. Die diagnoses zijn het resultaat van interpretaties, al mogen we hopen dat er bewijzen aan vastzitten. Dergelijke bewijzen worden wetenschappelijk genoemd.
2.
Men begint ermee de eigen ouders of opvoeders te interpreteren. Daarna komt men doorgaans in aanraking met klasgenoten, familieleden, juffrouwen en meesters. Men leert: als ik a doe reageert bijna iedereen hetzelfde. Men leert differentiëren. Ik schreeuw, mama neemt me op haar schoot, ik schreeuw, meester Piet begint terug te schreeuwen.
Men leert hoe veranderlijk de mens is, ik schreeuw, mama slaat, want ze moet naar haar minnaar en heeft haast. Veel van wat intelligentie wordt genoemd is het vermogen juist te interpreteren, men heeft de ander ‘correct’ gelezen.
3.
Het bekende en valse geloof luidt dat er maar één interpretatie mogelijk is. De eenduidigheid van de tekst en de eenduidigheid van de handeling zijn veelal illusies. Iemand gooit met stoelen: onwenselijk gedrag. De vraag waarom iemand met stoelen gaat gooien is complexer. Noodgedwongen simplificeren wij voortdurend, maar het bewustzijn dat wij simplificeren ontbreekt meestal.
4.
Aan oorlog gaan interpretaties vooraf. Verleiding is een kwestie van interpreteren.
5.
De bruut die tot geweld overgaat heeft genoeg van het interpreteren. Hij geeft zich over aan zijn verlangen, zijn eigen emotie, hij valt even daarmee samen. Als hij wordt gepakt gaan anderen hem en zijn daad interpreteren.