Een korte verhandeling over missen.
1.
Je kunt doden en levenden missen, plaatsen en knuffels, kansen en afslagen, dieren en mensen. Een concert kun je ook missen. Zelfs nieuws kan gemist worden. ‘De Vietnamoorlog is voorbij.’ ‘Gut, dat heb ik helemaal gemist.’
Laten wij ons concentreren op het missen van mensen.
2.
Toen ik voor het eerst op werkweek moest, had ik last van heimwee. De heimwee was zo sterk dat ik de rest van mijn tijd op de lagere school niet meer mee hoefde op werkweek. Met terugwerkende kracht weet ik niet zeker of ik mijn moeder miste of dat ik dacht dat ze mij miste.
Wat ik me vooral herinner, is dat toen ik in de jeugdherberg mijn slaapzak uit de rugzak haalde ik besefte dat ik mijn slaapzak nooit meer in die rugzak zou krijgen. Boven op de slaapzak had mijn moeder een handgeschreven papier gelegd met een gebed dat ik moest uitspreken. Dat handgeschreven gebedje was me te veel.
3.
‘Ik ben slecht in missen,’ heb ik ooit tegen een vriendin gezegd toen ze me vroeg of ik haar niet miste.
Soms slaat het missen toe. Maar wat is het? Het besef dat de toestand waarin men verkeert ontoereikend is en dat er iemand is die het ontoereikende zal opheffen. Kun je iemand missen die je nog nooit hebt ontmoet? Dat kan, doorgaans wordt dat messianisme genoemd.
4.
Zolang men levenden mist, bestaat de kans dat men elkaar weerziet; men verheugt zich op dat weerzien. Het missen wordt het verheugen.
5.
Willem-Jan Otten dichtte: ‘Ik wilde jou en dat ik missen zou/ wist ik al voor het begonnen was./ Jou willen is je missen. Het was missen/ op het eerste gezicht.’
Jou willen is je missen, dat is het belangrijkste wat men over het missen moet weten.