Met een dame die ik niet goed kende, maar die ik al een paar keer had ontmoet, had ik afgesproken in een restaurant. De afspraak was niet romantisch van aard; helemaal zeker weten doe je dat natuurlijk nooit.
In de taxi besefte ik dat ik tien minuten later zou zijn en ik stuurde haar een whatsapp: ‘Ben tien minuten later.’
Er kwam geen reactie, wat ik vreemd vond.
In het restaurant, waar ik zelden kom, werd ik ontvangen door een maître d’ met een zekere arrogantie die in sommige kringen voor hip doorgaat.
Ik kreeg een tafel naast een dame die ook zat te wachten en toen mijn afspraak er na een kwartier nog niet was, wist ik dat ze niet meer zou komen.
Tien jaar geleden zou ik mij ongemakkelijk hebben gevoeld in zo’n situatie, maar het ongemak slinkt. Ik bestelde eten met de opmerking: ‘Ik begin alvast.’
Halverwege mijn hoofdgerecht kwam de maître d’ langs en informeerde of ze het andere bestek kon weghalen.
‘Doe maar,’ zei ik.
De dame naast mij had intussen gezelschap gekregen van twee vriendinnen en toen ze zelf naar de wc was, begonnen de vriendinnen over haar te roddelen.
‘Zo doet ze altijd,’ zei de ene vriendin, ‘en ze denkt dat we het niet door hebben.’
Helaas kwam ik niet te weten wat ze precies dacht dat de vriendinnen niet door zouden hebben.
Het was te donker om in dit restaurant te lezen, qua vermaak was ik aangewezen op de gesprekken van mijn buren.
Ik kreeg de indruk dat de maître d’ mij met een zeker wantrouwen aanstaarde. Het zou ook medelijden kunnen zijn geweest.
Maar ik begon mij steeds meer op mijn gemak te voelen, bestelde nog een dessert, hoewel ik eigenlijk al verzadigd was.
Ik vond dat ik in deze omstandigheden niet al te haastig kon eten.
In de taxi naar huis belde ik de vrouw met wie ik had afgesproken, maar het telefoonnummer bleek niet meer te bestaan. Vreemd, want ’s middags had het telefoonnummer nog wel bestaan.
Ik had het te druk voor verder onderzoek.
Je moet mensen hun eigenaardigheden gunnen.