Toen Arnold te kennen had gegeven dat hij kloosterling wilde worden was zijn vader woedend. Hij adviseerde zijn zoon dadelijk naar Parijs te fietsen om het klooster te vergeten, en gaf hem duizend gulden mee. Als het geld op was moest hij terug naar huis komen en zijn beslissing nog eens overwegen.
Arnold fietste meteen naar Frankrijk, maar kwam de eerste dag niet verder dan Zundert, waar hij wegens festiviteiten geen slaapplaats kon krijgen. Iemand verwees hem naar het Trappistenklooster en vertelde hem erbij dat men daar verplicht was elke reiziger die aanklopte binnen te laten, want het kon Jezus zijn. (Ik heb me vaak afgevraagd waaraan de katholieke kerk haar reusachtige succes te danken heeft.
Dit is zoiets, Jezus kan overal aankloppen, wees voorbereid. Een meesterlijke vondst – poëtisch en onwaarschijnlijk.) Ik luisterde met plezier naar het gesprek van de gebroeders Bomans. Arnold was het gelukkigst geweest in de beginjaren, toen er een algemene zwijgplicht was en de dag om twee uur na middernacht begon. Hoe strenger het individu gekneveld werd, hoe mooier hij het vond. Waar de duizend gulden gebleven waren, wist hij niet. Na dit interview volgde het gesprek met zijn zuster die non was geworden in een ander klooster. Daar heb ik niet naar gekeken, want ik was op zoek naar de grote populariteit van Godfried op de televisie. Iemand had me verteld dat hij op een avond in een volksbuurt van IJmuiden liep toen hij op de televisie was.
Het waren smalle straatjes en kleine huisjes. In bijna ieder huis stond de televisie aan en waren de gordijnen open. Holland op z'n best, Godfried Bomans genoot. Hij belde ergens aan en vroeg of hij even binnen kon komen, het was guur weer, hij had het koud. Het vrouwtje dat opendeed viel om van verbazing, de man die op de televisie was bestond echt en stond bij haar in de gang. Ze liet hem binnen en waarschuwde de buren. Binnen enkele minuten was de kamer propvol. Op het scherm maakte de ster grapjes, in het kamertje zat hij gniffelend in de mooie stoel en had zijn schoenen uitgedaan. Niemand kan het verhaal bevestigen, maar ik moet er nog steeds om lachen.