Proef je de oorlog?
Deze vraag werd me gisteren gesteld toen ik bezig was met cornedbeef. (Mag ook op z'n Nederlands worden uitgesproken.) Ik opende de moderne verpakking met het speciale sleuteltje en probeerde me 1945 voor de geest te halen.
Ik was acht jaar, mijn moeder was de baas over de cornedbeef. Ze was er zuinig mee. We hadden geen echte honger gehad, maar je kon nooit weten. Ik heb het idee dat de zuinigheid van mijn moeder een litteken uit de oorlog was.
Gisteren was het de buurvrouw van zestig die me vroeg of ik de oorlog proefde. Ze is een gereformeerde boerendochter, bij haar thuis was er ook geen honger geweest. Ze hadden wel onderduikers, want strenge gereformeerden erkenden de autoriteit van Hitler niet, omdat hij zonder toestemming van God de macht had gegrepen.
Deze curieuze redenering heeft vele mensen het leven gered. Ik vertelde haar dat ik de oorlog niet proefde, maar wel een sterke herinnering had aan naoorlogse, vierkante koekblikken. Die werden door de grote jongens in onze buurt verzameld en met elkaar verbonden.
Zo ontstond er een vlot. De twee middelste blikken werden van hun ronde deksel ontdaan, zodat de vlotvoerder daar kon zitten met zijn voeten naar beneden. Een peddel was snel gemaakt en de oorlog kon beginnen in de vijvers van het Beatrixpark, of gewoon op het open water van de Boerenwetering.
Het viel me op dat de strijd op twee manieren kon worden gevoerd. De peddel met geweld uit de handen van de tegenstander slaan of de koekblikken lossnijden. De jongen die deze eerste methode beheerste, is niet lang daarna met zijn ouders naar Amerika geëmigreerd, waar hij een succesvolle ondernemer werd. De lossnijder heeft prachtige poëzie geschreven.