A.L. Snijders lacht mee met de man die altijd thuis zit.

Ik vraag aan de man die altijd thuis zit en gedichten leest of hij ook wel eens moet lachen. Ja, hij moet altijd lachen om het gedicht van Wim de Vries. Ik hoef niet alles meer te weten, dus ik vraag hem zonder gêne naar deze onbekende dichter. Hij vertelt dat Wim de Vries, geboren in 1923, arbeider was en redacteur van het tijdschrift WAR (Werkgroep voor Arbeidsliteratuur Rotterdam). Het gedicht waar hij altijd om moet lachen, heeft geen titel, maar dat is niet storend, het lachen lijdt er niet onder.

Toen er nog geen auto’s waren
en geen brommers, we geen
radio hadden en geen tv,
toen waren we ook niet gelukkig.


Ondanks de voorbereiding schiet ik in de lach, een goed teken. Ik vraag waarom ik Wim de Vries niet ken en hij wel. Daar kan hij geen antwoord op geven en dat begrijp ik. Ik vraag wat hij nog meer doet bij al dat thuiszitten. Hij kijkt veel televisie en daar moet hij ook vaak om lachen. Gisteren zag hij in een verkeersprogramma nog een man die achtervolgd werd door de politie wegens gevaarlijk rijden. Die man bracht zijn meisje naar huis op zijn motorfiets. Hij reed veel te hard en hield zich aan geen enkele verkeersregel. Bovendien was hij zich van geen kwaad bewust. Hij was verontwaardigd en agressief. De politiemannen gedroegen zich zeer beleefd.

Het was zelfs van dien aard dat je als tv-kijkende buitenstaander geneigd was tot grof taalgebruik zoals je van onze minister-president in populistische buien kunt horen. De man moest ook blazen, maar deed dat zo treiterend, dat het apparaat niets kon registreren. Zijn boete liep op tot grote hoogte en je kon je voorstellen dat hij nooit meer tot onze gemeenschap zou willen horen, dat hij nooit een elektrische auto zou kopen, Europa morgen zou willen verlaten, om over het klimaat nog maar te zwijgen. De man die altijd gedichten leest, kijkt graag naar de televisie en heeft een goed beeld van wat er in de wereld aan de hand is.