De vooruitgang is niet tegen te houden, anders zou het geen vooruitgang zijn. De film over de woonbootbewoners die stap voor stap verjaagd worden van hun oude plek is een film over de traagheid van het verdriet. Ze woonden er al toen alles nog anders was, toen de toekomst hetzelfde was als het heden. Een boot bewonen is een proces, je moet aan alles wennen, je moet alles leren. Wat je je niet realiseert is het gevaar van de mobiliteit, je denkt niet aan de sleepboot die je zomaar weg kan trekken. Het is eigenlijk geen onvriendelijke beweging, het is een beweging die niet bij onze tijd hoort, boten bestaan zolang de mens aan het water woont. De bulldozer, het vliegtuig en de raceauto horen bij onze tijd – sterk, snel en brullend.
Als ik zonder toestemming eigenhandig een stenen huisje in mijn tuin bouw (ik kan goed metselen, ik heb het nog op de ambachtsschool geleerd ), moet ik hopen dat de autoriteiten het niet ontdekken. Hoop is een overlevingseigenschap die tijdloos is, maar autoriteiten zijn bij de tijd en kijken vanuit de ruimte naar mijn huisje en vergelijken vandaag met gisteren. Daarna begint de strijd die ik verlies. Tenslotte komt de bulldozer mijn tuin binnenrijden en verandert het huisje brullend en efficiënt tot een berg puin. Omdat ik me in de aanloop emotioneel heb gedragen, is er een politieagent aanwezig. Niet nodig, ik ben bedaard en heb me neergelegd bij de onvermijdelijke vooruitgang, ik bied hem zelfs een kopje koffie aan (dat hij weigert, hij heeft ook zijn instructies).
De film over de vooruitgang is hartverscheurend, ik wil daar verder niet aan denken. Het ergste vond ik de situatie van de woonboot die in de schaduw van een modern geldverdiengebouw is komen te liggen. Tegen alle beloftes in is de afvoergoot boven de boot terechtgekomen. Een matig regenbuitje ontpopt zich snel en onafwendbaar tot een kletterende waterval, geschenk van de nieuwe buren. Ik probeer beschaafd te blijven, maar ik moet bekennen dat ik soms moet kotsen bij het woord vooruitgang.