In de trein zat ik naast een jonge, moderne vrouw met wie ik praatte. Ik noem haar modern, omdat ze naar eigen zeggen nooit televisie keek. Dat was volgens haar iets voor oude mensen. Ze had ook geen auto, terwijl ze genoeg verdiende en ook een rijbewijs had. Ze was niet verontrust door de grote overwinning van Thierry Baudet, die gewoon de regels van de democratie had gevolgd.
Ik was benieuwd waaraan de televisie haar recente uitstoting te danken had. Ik had op de tv een portret van een honderdjarige non gezien die in haar rolstoel naar het Vrijthof in Maastricht werd gebracht. Daar stapte ze uit haar stoel en deed een dansje met André Rieu. Ik vond het mooi om te zien, katholieken onder elkaar. Ze spraken Maastrichts, ik kon er niets van verstaan. Dat vind ik prettig, ik heb dan het idee dat ik in een groot land woon, zoiets als Duitsland of Frankrijk. Ik dacht dat dit programmaonderdeel hiermee was afgelopen, maar ik werd verrast door het volgende dansje, weer met dezelfde non en dezelfde dirigent/violist. Het was vier jaar later, de non was nu 104 en kon nog steeds dansen, evenals Rieu.
Ik vroeg de jonge, moderne vrouw of Zalig zijn de schelen misschien haar favoriete leesboek was. Nee, ze had er zelfs nooit van gehoord. Ik vertelde haar dat het een hybride was, geschreven door Betty van Garrel en Herman Pieter de Boer. Bij de boekhandel werd het aangeprezen met de woorden: 'Zet de tv, de iPhone en iPad uit en lees uw geliefde Zalig zijn de schelen voor.'
Ik haalde het uit m'n tas en las een stukje voor: 'Mijn moeder vertelde van zo'n man in een blauwe kiel die op stations met een hamer tegen de treinassen sloeg: klonk-klonk. Ze vroegen hem hoelang hij dit al deed. Al veertig jaar, zei hij trots. En waar was dat nou voor, dat slaan? Hij zei: "Dat weet ik niet."'