Ik kom iedere dag bij de supermarkt, ik herken heel wat mensen die ik niet ken. Vorige week heeft zo'n onbekende dame me uitgenodigd voor een bezoek. Ze vroeg niet: 'Komt u een kopje koffie drinken?' Ze vroeg: 'Komt u een uurtje naar de televisie kijken?' Ik was zo verrast dat ik ja zei en bleef wachten tot ze haar adres had opgeschreven.
Twee dagen later belde ik 's middags aan, bang voor dreinende kinderen of een stuurse echtgenoot, maar ze woonde alleen. De televisie stond niet aan, aan de muur hing een portret van de dichter/filosoof Johan Andreas Dèr Mouw. We dronken thee en aten een koekje. Ze vertelde dat haar grootvader een collega was geweest van Dèr Mouw. Ze waren beiden leraar op het gymnasium in Doetinchem en gingen ook buiten schooltijd met elkaar om. Ze had me uitgenodigd, omdat ze mij een befaamde regel van de dichter had horen uitspreken. ''k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.' Ik sprak de h als een g uit.
Waarom deed ik dat? Op de middelbare school zat ik in de klas met een Chinese jongen met wie ik bevriend was. De eerste keer dat ik bij hem thuis kwam, was ik zeer verbaasd. Zo sober had ik het nog nooit ergens gezien. Er stonden alleen keukenstoelen, houten tafels zonder kleedjes, aan de muren hing niets, het licht kwam uit kale gloeilampen. Het was geen kwestie van geld, zijn vader was internist in een ziekenhuis. Toen hij voor het eerst bij mij thuis kwam, vroeg hij zich af of de zware fauteuils bestemd waren voor olifanten.
Toen hij later in de klas het gedicht van Dèr Mouw voordroeg, hoorde ik voor het eerst de uitspraak 'Bragman'. Ik nam het over, iemand die zo ingetogen woonde, zou ook wel weten hoe het Sanskriet uitgesproken moet worden.