Penelope Keith kirt van vreugde als ze dit vertelt. Ze staat bij het graf van het nijlpaard, een piramide van zeven meter hoog op het dorpskerkhof van Brightling, Sussex. Na zijn dood hebben ze hem daarbinnen in avondkleding op een stoel gezet met een glas rode wijn in de hand en een gebraden kip op een tafeltje. Penelope vertelt niet of er nog een toegangsdeur is, of dat ze de zaak na de begrafenis hebben dichtgemetseld.
Ze reist voor haar televisieprogramma jaren over het Engelse platteland, en beïnvloedt mijn manier van kijken. Naar het veenlijk bijvoorbeeld. Omdat de N346, de provinciale weg waarover ik vaak rijd, al meer dan zes weken gerestaureerd wordt, moet ik geïmproviseerde omwegen nemen. Daarbij passeer ik Almen met grote regelmaat. Het is een klein, afgerond dorpje dat zichzelf kranig in stand houdt. Het wordt dus door onrustige, ondernemende, brutale, laatdunkende, moderne, hartstochtelijke mensen saai en vervelend genoemd. Ik kan me dat wel voorstellen, maar ik hoor mezelf toch knarsetanden. Almen heeft een zwembad in de Berkel, een beroemde dichter (Staring) en een beroemd gedicht dat tevens een hotel-restaurant is (‘De hoofdige boer’). Ook staat er een veertiende-eeuwse kerk met een veenlijk.
Toen ik hier veertig jaar geleden voor het eerst kwam, werd me dat ongevraagd verteld door een man met gidsachtige neigingen. Ik kan me niet herinneren of het mijn eerste ontmoeting was met het woord veenlijk, maar ik weet wel dat ik voor eerst naar een kist met een veenlijk keek. We keken van buitenaf in een souterrain waar de kist stond, het raampje stond altijd open, geen luik, geen glas. De gids verklaarde de mummificatie door het altijd zachte waaien van de wind, in elk jaargetij. Dat ik deze herinnering ga checken, heb ik te danken aan het programma van Penelope Keith, ik verzamel materiaal. Als een kind verlang ik naar de brief van een zendgemachtigde uit Hilversum. Of ik een grote, samenhangende reportage wil maken over de dorpen in Nederland. Jaren werk.