Hij wil het bos in, hij wil ervaren wat eenzaamheid is. Zijn ouders zijn tegen, maar zijn grootouders hebben een eenzame, verwaarloosde hut in de Appalachen. Hij vertrekt op zijn acht- tiende.
Op zijn 25ste wordt de film over hem gemaakt waar ik naar kijk. Hij krijgt bezoek van een man die een week bij hem zal logeren. Tot zijn verrassing niet in de houten hut, de natuurjongen haalt een tipi tevoorschijn die hij met zijn gast ver van het huis neerzet. Het is er nat en kaal en armoedig, de neutrale, ongeïnterpreteerde natuur. Hij maakt vuur met een draaiend houtje, het duurt lang, hij legt uit dat hij ook een aansteker in zijn zak heeft, maar je moet vuur kunnen maken, je kunt de aansteker verliezen. Het interessante aan hem is zijn contact met de bewoonde wereld. Hij heeft geen elektriciteit, zijn water haalt hij uit de grond, maar hij heeft wel prachtige geweren met precieze kijkers om eekhoorns en herten te schieten. Maar het is geen overvloed, er is niet altijd voedsel, hij moet het soms dagen zonder een hap eten doen. Je ziet hem ook een paar uur met het geweer in aanslag doodstil wachten op een eekhoorn die zich niet laat zien. Je ziet hem naar huis lopen zonder teken van teleurstelling, de natuur kent geen teleurstelling. Hij heeft ergens verderop een schuur opgekalefaterd, waar hij kan timmeren en smeden, hij verdient genoeg geld om te kunnen leven.
Hij maakt voor zijn gast een tomahawk, hij maakt muziek voor hem, en tenslotte blijkt hij ook nog een vriendin te hebben. Een heel gewoon leven eigenlijk, met iets andere accenten dan gewoonlijk. Gewoon bij toeval gezien op Canvas, een buitenlandse zender.
Een Amerikaanse jongen die anders is dan zijn leeftijdgenoten, hij wil niets leren op school, hij wil zelf alles ontdekken, hij stikt bij de gedachte aan een baan van acht tot vijf.