Het idee dat we allemaal naar hetzelfde zitten te kijken is voor mij onvoorstelbaar. Als een miljoen mensen in een halve eeuw Eline Vere lezen is dat iets anders, een culturele daad van een andere orde. (Hierover geen correspondentie, deze zin heeft een betekenis die ik niet kan uitleggen, maar die wel waar zou kunnen zijn.)
De romanschrijver is geen beperkte man, hij is ook columnist in verschillende kranten, weekbladen en omroepgidsen. Bovendien slaapt hij in een pyjamabroek. Daar praat hij over met Matthijs van Nieuwkerk, die laat doorschemeren dat Özcan met deze gewoonte tot een minderheid behoort.
Ik ben vooral geïnteresseerd in de koppeling van de broek en het schrijven. Hij vertelt dat hij voor elke opdrachtgever een andere broek moet dragen, de column voor de Vara kan niet in dezelfde broek geschreven worden als het stuk voor het Algemeen Dagblad, om van de roman maar te zwijgen. Hij vertelt dat dit niet de enige voorwaarde is, de stoel en de tafel moeten ook aan zeer strenge, onveranderlijke eisen voldoen. Hij mompelt iets in de geest van: en dit is nog maar het begin.
Hij haalt de pyjamabroek tevoorschijn en laat de scheur zien. Vanwege die scheur kan hij niet meer schrijven in deze broek. Toch is dit niet de oorzaak van zijn ongewone optreden, het gaat om V&D, waar deze broek gekocht is. Deze zaak bestaat niet meer. Op dit moment begrijp ik dat hij in grote nood is. Ik denk dat hij gaat vragen of iemand nog ergens zo’n broek heeft liggen. En inderdaad, hij vraagt het.
De romanschrijver Özcan Akyol is de bijzitter in DWDD. Ik weet niet hoeveel mensen er kijken, misschien wel een miljoen. Een miljoen mensen kan ik me niet voorstellen, vooral niet als ik er een van ben.