Binnen brandde de kachel die ik in de vroege ochtend, toen het nog donker was, had aangemaakt. Wat ik eigenlijk deed, was het testen van mijn wil. De avond tevoren had ik vanuit Rio een sportmeisje horen zeggen dat ze de pijn zocht. Ze had een medaille (spreek uit: medalje) gewonnen, ze had even feestgevierd, maar nu moest ze verder naar de volgende uitdaging, waarvoor de pijn kennelijk onontbeerlijk was. De waanzin van de Spelen sijpelt door ontelbare poriën, het verheerlijken van de pijn speelt een hoofdrol. Als ik er tegen alle redelijkheid in zou slagen mijn wil zo te dresseren dat ik de kou niet zou willen ontvluchten, zouden de Olympische Spelen ook voor mij geslaagd zijn. Ik bleef nog een half uur zitten om in de gezonde kou te bedenken welke televisieprogramma’s ik de avond daarvoor gezien had. Het waren er vier of vijf, ik herinner me een discussie over de ontremming, nu de wetenschap heeft vastgesteld dat dikke oudjes even oud worden als dunne oudjes. Dus veel eten en toch geen straf, dat blijft voor veel mensen ondenkbaar, daar zijn alle religieuze opvoedsystemen toch op gebaseerd. Er werd dus met passie gediscussieerd. Dat zal zo blijven totdat wetenschappelijk is vastgesteld dat er maar één waarheid is en discussiëren dus zinloos. Ik zocht het programma, maar kon het niet vinden. Het aardige van het oneindige internet is dat je altijd wat vindt, zelfs heel vaak iets wat wel degelijk interessant is. Deze keer was het een interview met Lùtzen Meerstra, briefschrijver, beeldend kunstenaar, stalmeester en heremiet. Hij leeft zonder beeldschermen, en ik begreep dat iemand zonder beeldschermen niet langzaam achterop raakt, maar razendsnel: 5000 jaar achteruitvallend in één decennium. Het wiel raak je niet kwijt, maar verder glipt alles uit je handen. Het was een interessant interview, ik begreep dat ik op de verkeerde weg ben en dat ik de resterende tijd als heremiet moet gaan leven. Ik moet Meerstra niet vergeten en noteerde de plek waar ik hem bij toeval had gevonden: bodhitv.nl
Daarna ging ik weer buiten zitten, het was inmiddels 13 graden geworden.
Ik zat in de kou van augustus (12 graden) buiten naast mijn huis te denken over gezondheid. Of kou gezond was. Ik zat er een half uur, het werd onaangenaam. Ik zat er ongedwongen, uit vrije wil, maar ik wilde naar binnen, omdat de kou in mijn botten trok.