Bezuiden Utrecht, ingeklemd tussen knooppunt Oudenrijn en het Amsterdam-Rijnkanaal, ligt een van de zes verkeerscentrales van waaruit Rijkswaterstaat ’s lands rijkswegen, tunnels en bruggen in de gaten houdt. In de controlekamer van het moderne gebouw is het opvallend rustig, terwijl er toch zeker zo’n vijftien à twintig mensen aan het werk zijn.
Verkeersleider Rob Verrips zit in een comfortabel ogende lederen stoel achter zijn bureau, waar hij, net als zijn collega’s, een tiental schermen monitort en bedient. Vandaag zit hij op Rotterdam, zegt hij, terwijl hij met zijn muis de verschillende verkeersaders rond de havenstad aanwijst. Een scherm rechts toont camerabeelden van de tunnelmond van de Drechttunnel in de A16 bij Dordrecht. Boven de weg floepen de matrixborden met ‘70’ aan. ‘Dat gaat allemaal automatisch,’ vertelt Verrips. ‘Lussen in het wegdek registreren de snelheid van het verkeer. Vertraagt dat, dan gaan de matrices vanzelf aan. Daar komt geen mens meer aan te pas.’
Vandaag rijdt het allemaal redelijk goed door, de meeste wegen zijn groengekleurd. ‘Gisteren was dat wel anders, door een gekantelde vrachtwagen, hier op de Moerdijkbrug.’ Met zijn cursor omcirkelt Verrips een weggedeelte ten zuiden van de stad. ‘Het hele scherm was rood. Dat ding lag dwars over alle rijbanen, niemand kon er meer langs. Ook alle omleidingsroutes stonden muurvast. Toen is besloten mensen op te roepen niet meer naar of via Rotterdam te rijden.’