Frankrijk is ziek. Het twijfelt, is bang, is zichzelf kwijt, zit in de put. Is er een remedie? Op verzoek van de VPRO Gids neemt de hoofdredacteur van Frankrijks grootse opinieblad de temperatuur op van zijn land.

Het is een vraag die steeds terugkeert als je met een buitenlandse vriend praat. ‘Wat is er in Frankrijk aan de hand, kun je het me uitleggen?’ En elke keer roept die ene vraag een andere op: ‘Waar zal ik beginnen?’

Het is altijd moeilijk een diagnose te stellen zonder in karikaturen of generalisaties te vervallen. Frankrijk is net zo verscheiden als zijn gewesten, net zo divers als zijn bevolking. Van de volkswijken van noordelijk Marseille tot de sjieke avenues van het zestiende Parijse arrondissement, van het platteland rond Chartres tot de autofabrieken van Mulhouse, van de badplaatsen van de Côte d’Azur tot de voormalige mijngebieden van het Pas-de-Calais: er zijn net zo veel situaties als individuele levens. En toch worden al die mensen, of ze nu rijk of arm, man of vrouw, jong of oud, werkzaam bij de overheid of in het bedrijfsleven, links of rechts zijn, op hun eigen manier al jarenlang met dezelfde malaise geconfronteerd.

Frankrijk is een zwaargewonde die geen dokter en geen remedie kan vinden. Het twijfelt, is bang, is zichzelf kwijt, zit in de put. Het is onzeker over zijn toekomst en verschuilt zich in het verleden.

De eerste kwaal die ons land treft, is een economische crisis. Al dertig jaar lijdt het aan massale werkloosheid. Iedereen leefde in de mythe van de rechtlijnige loopbanen waarin je je hele leven hetzelfde werk voor dezelfde werkgever deed. Tegenwoordig rijgen de jongeren aan het begin van hun beroepsleven jarenlang de stages en de baantjes aan elkaar. Vorig jaar waren negen van de tien nieuwe arbeidscontracten tijdelijk. Wie geen werk heeft, is de hoop om het te vinden verloren. Wie wel een baan heeft, is bang die kwijt te raken.

Deze explosie van onzekerheid heeft de fundamenten van de Franse samenleving en de mentaliteiten ingrijpend veranderd. De nieuwe generaties worden geconfronteerd met zwaardere leefomstandigheden dan hun voorgangers. Er is een gevoel van maatschappelijk verval ontstaan.

De bevoorrechte klassen slaan zich er wel doorheen, omdat ze beschikken over de juiste codes, netwerken en kruiwagens. De anderen, alle anderen, moeten het maar zien te redden. Het uur van het ieder-voor-zich heeft geslagen. De grote collectieve acties die lange tijd voor het beeld hebben gezorgd van een Frankrijk van stakingen en demonstraties hebben plaatsgemaakt voor individuele strategieën, die hebben doorgewerkt tot in de pijlers van ons systeem. Voor het vinden van de juiste woonplaats en de juiste school vermengen de Fransen zich niet meer, maar keren ze in zichzelf. De samenleving wordt niet meer door elkaar gehutseld.

En wat nog verontrustender is: de economische crisis heeft de sociale verhoudingen op scherp gesteld. Men bespiedt elkaar, men neemt elkaar de maat, men verdenkt elkaar. Ambtenaren zijn jaloers op de salarissen in het bedrijfsleven, laagverdieners protesteren tegen werkloosheidsuitkeringen en sociale voorzieningen waarvan werkzoekenden kunnen leven zonder iets te doen. Het is breuk na breuk.

Scheidslijn links-rechts is verdwenen

Boven op die economische crisis is een politieke crisis gekomen. Vroeger was Frankrijk links of rechts. Die scheidslijn is nu verdwenen. Door de opkomst van het Front National, dat heeft gedijd op de werkloosheid, is het politieke aanbod ingrijpend veranderd. De vervaging van de tegenstellingen heeft de rest gedaan.

Het kost de Fransen tegenwoordig grote moeite om een linkse van een rechtse economische politiek te onderscheiden, omdat beide globaal dezelfde remedies gebruiken en te maken krijgen met hetzelfde gebrek aan resultaat. De partijen zijn doelloze machtsveroveringsmachines geworden. De leden hebben afgehaakt. De uitblijvende vernieuwing van de politieke klasse heeft de rest gedaan. In die klasse verdeelt een handvol volksvertegenwoordigers, vaak blank, vaak man, vaak oud, vaak afkomstig uit de bevoorrechte klassen, gedurende een te groot aantal jaren onderling alle functies.

Te veel mensen voelen zich buitengesloten van dat elitaire systeem en al met al dus niet erg betrokken. Gevolg: de argwaan overheerst, zoals bij elke stembusgang weer blijkt uit het aantal thuisblijvers en extreme stemmen.

Ook de verhouding tot de instituties wankelt al een aantal jaren, getuige bijvoorbeeld de Bretonse revolte tegen de ecotax en de oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid tegen het homohuwelijk. Die gebeurtenissen vloeien elk op hun eigen manier voort uit hetzelfde verschijnsel: de moeite om gemeenschappelijke regels te accepteren en de weigering zich te onderwerpen aan bevelen van hogerhand.

Maar wat vooral opvalt, is dat het door de achtereenvolgende regeringen beleden pragmatisme geleidelijk aan synoniem is geworden met fatalisme. Dat pragmatisme, al jaren de hoeksteen van het politieke bedrijf, zowel ter linker- als ter rechterzijde, maakt de volksvertegenwoordigers lui en stemt de kiezers verbitterd. De eerstgenoemden verzinnen geen nieuwe ideeën, geen plannen meer. De laatstgenoemden zien geen resultaten.

Of het nu om economische, sociale of veiligheidsthema’s gaat, niemand vraagt zich meer af wat goed of fout is, alleen maar wat er al dan niet werkt. Hoe kun je dan verbaasd zijn dat het publieke debat is vergiftigd door het inderdaad sterk ideologisch gekleurde Front National? Hoe kun je verbaasd zijn dat de partijen niet meer willen nadenken over de ontwikkelingen in de wereld, geen poging meer doen om de samenleving te veranderen, geen nieuw vooruitgangspleidooi meer houden?

'Het vertrouwen is verjaagd door argwaan. Argumenten hebben plaatsgemaakt voor scheldpartijen.'

Mattieu Croissandeau

Want de combinatie van de economische en de politieke crisis heeft een diepe identiteitscrisis voortgebracht. Dat is de derde wortel van de Franse kwaal.

Al jarenlang raakt de natie steeds verder verscheurd en verbrokkeld. Het vertrouwen is verjaagd door argwaan. Argumenten hebben plaatsgemaakt voor scheldpartijen. De waarden van de Republiek zijn verschrompeld: de vrijheid wordt zwaar onder druk gezet door obscurantisten en fanatici, de gelijkheid betwist door de obsessie met het meten in twee maten, de broederschap kapotgemaakt door achterdocht en de verwerping van de ander.

In de algehele geestverwarring lopen twee grote tendensen door elkaar: het gevoel van verval en de obsessie met vreemdelingen. Een deel van de Fransen leeft met de blik strak op de achteruitkijkspiegel gericht, op de mythe van een gedroomd tijdperk toen alles eenvoudig leek: mannen werkten, vrouwen bleven thuis, kinderen zaten niet de godganse tijd op internet, buren leken op elkaar, homoseksuelen hoorden er niet bij, kerkklokken gaven een regelmaat aan het leven in de wijk.

Voor die mensen hebben de globalisering van uitwisselingen en culturen, het Europese project en de immigratie alles kapotgemaakt. Als je hen moet geloven, heeft de globalisering de leefwijzen en culturen gestandaardiseerd op basis van criteria die niets meer te maken hebben met hun opvatting van ‘het Franse genie’; heeft ‘Europa’ wereldvreemde, van hun volk afgesneden technocraten voortgebracht die de gewone Fransman normen en plichten opleggen met minachting van zijn tradities en zijn arbeidsklimaat; en heeft de immigratie het beeld dat ze hadden van nationaliteit en burgerschap volledig onderuitgehaald.

De terugkeer naar het religieuze die men bij de katholieken en in de opkomst van de islam heeft geconstateerd, heeft sommigen van hen een plaatsvervangend ideaal gegeven, soms met minachting van de regels van goed nabuurschap en van de Republiek. Twee eeuwen na de Franse Revolutie klinkt nog altijd de vraag ‘wat het betekent om Frans te zijn’.

'Voor aanpassingen is het te laat, het is tijd voor de wederopbouw. Om het ergste te vermijden moeten we nu alles veranderen.'

Mattieu Croissandeau

Op die voedingsbodem, die nu een kruitvat is geworden, hebben de islamistisch-terroristische aanslagen een bom onder de samenleving gelegd.

Moeten we de individuele vrijheid beknotten om de openbare vrijheid veilig te stellen? Hoe kunnen we diversiteit accepteren zonder in communautarisme te vervallen? Moet laïciteit synoniem zijn aan tolerantie of aan fermheid? Al die vragen bepalen nu het publieke debat, zoals we onlangs hebben gezien met de wet op de inlichtingendiensten en die op het verlies van de Franse nationaliteit.

De plaats van religie in de samenleving, de rol van het onderwijs, de verhouding tot het wettelijk gezag, de gettovorming, de vrijheid van meningsuiting: allemaal onderwerpen die ons terugbrengen bij de fundamentele thema’s van de Republiek en die ongetwijfeld een hoofdrol zullen spelen bij de volgende presidentsverkiezingen.

Wat moeten we een land toewensen dat zichzelf kwijt is en dat twijfelt?
Ongetwijfeld dit: dat het niet meer hoeft mee te maken of te zien wat ons de afgelopen jaren heeft verontwaardigd, ontgoocheld of geschokt.

Laten we een wens uitspreken, met het risico naïef of al te optimistisch te lijken. Moge de komende tijd nuttig zijn. Mogen de regeringspartijen ophouden elkaar de tent uit te vechten in een symbolenoorlog die ze door alle anathema’s en excommunicaties maar al te goed kennen. Mogen onze bestuurders hun politieke intriges vergeten en zich op de hervormingen concentreren. Moge de linkervleugel van het schaakbord ophouden tegenstanders en concurrenten op één lijn te stellen.

En ten slotte, moge de rechtervleugel bereid zijn te denken aan het algemeen belang. Kortom, moge deze moeilijke periode worden aangegrepen om te redden wat er te redden valt, nu er nog tijd is. Hier en in Europa, waar Frankrijk en zijn buren zullen moeten vechten om de democratische waarden te verdedigen, een noodzakelijke harmonisatie van het leef- en arbeidsklimaat te bevorderen, de transparantie en het toezicht te verbeteren en de besluitvormingsprocessen te versterken.

De uitdagingen waar Frankrijk voor staat, zijn dus even talrijk als complex. Voor aanpassingen is het te laat, het is tijd voor de wederopbouw. Om het ergste te vermijden moeten we nu alles veranderen. De politiek opnieuw uitvinden, de Republiek opnieuw uitvinden. Die enorme uitdaging omzetten in een enorme kans.

VPRO Gids: édition spéciale

De VPRO Gids sluit met een édition spéciale aan op de nieuwe serie.

Presentator Wilfred de Bruijn vertelt in een interview over zijn jeugd, zijn liefde voor Frankrijk, zijn eerste jaren in Parijs en het maken van de serie.

Matthieu Croissandeau, hoofdredacteur van Frankrijks belangrijkste opinieblad l’Obs, schreef voor de VPRO Gids een analyse van de oorzaken van de zieke toestand waarin het land volgens hem verkeert.

Op het Bretonse platteland bezochten wij Bernard Marti, uitvinder van het curieuze Franse pre-internet-communicatiesysteem Minitel.

In Parijs liepen wij een dagje mee bij de Association Pierre Claver, daar volgen jaarlijks zo’n 120 vluchtelingen een stoomcursus ‘Frans worden’.

Onze boekenredactie maakte een tour de table langs Nederlandse experts in Franse literatuur: hoe staan de Franse letteren ervoor in 2016?

En Frankrijks bekendste levende schrijver en intellectueel, Michel Houellebecq schreef vorig jaar na de aanslagen in Parijs een stuk voor The New York Times; de VPRO Gids brengt het voor het eerst in vertaling, met dank aan vaste Houllebecq-vertaler Martin de Haan.

Ook in OVT en Bureau Buitenland gaat het deze week over vrijheid, gelijkheid en broederschap, met in OVT o.a. literatuurkenner Rudi Wester, voormalig directeur van het Institut Néerlandais in Parijs.

OVT, zondag 20 maart, NPO Radio 1, 10.00-12.00 uur
Bureau buitenland, vrijdag 18 maart, NPO radio 1, 20.00-20.30 uur

Op donderdag 7 april 20.00 uur vindt in Podium Mozaïek in Amsterdam een discussiebijeenkomst n.a.v. de serie plaats, met o.a. presentator Wilfred de Bruijn en regisseur Stefanie de Brouwer.

Op vpro.nl/frankrijk behalve alle uitzendingen ook extra materiaal en de blogs die Wilfred de Bruijn in de aanloop naar de serie schreef.