Bij het nomineren voor de New Material Award – al het werk is op DDW fraai tentoongesteld op de derde verdieping van het Veemgebouw – draait het om het opzoeken van grenzen. Wat is de potentie van al het materiaal dat we over hebben?
En die zoektocht mag best wat ongemakkelijk aanvoelen, dat is niet erg. Neem fijnstof. Vieze rommel die we inademen, waardoor we jaren eerder doodgaan. Een inwoner van Rotterdam ademt in tien jaar tijd ongeveer een gram fijnstof in. Dat lijkt niet veel, maar wie tachtig jaar leeft, krijgt toch al snel een aardige reageerbuis fijnstof binnen. Om die hoeveelheid tastbaar te maken ontwierpen architect Iris de Kievith en designer Annemarie Piscaer SerVies. Ze gingen Rotterdamse viaducten af om de vangrails te poetsen en met het opgevangen vuil glazuren ze hun servies. Het kopje dat het lichtste van kleur is bevat tien jaar Rotterdams fijnstof, het zwarte kopje is de hoeveelheid die een 85-jarige zijn hele leven heeft ingeademd. En op de foto het kopje met de hoeveelheid fijnstof die De Kievith zelf tot nu toe inademde.
Basse Stittgen stroopte op zijn beurt de slachthuizen af, om koeienbloed te verzamelen. Met dit bloed, een restafval waarmee nu eigenlijk niets wordt gedaan, weet hij door middel van een procedé bakjes en schoteltjes te maken… en zelfs een vinylplaat, die als je de koptelefoon erbij opzet de hartslag van een levende koe laat horen.
Afval als grondstof: daar weet ook Inge Sluis wel raad mee. Zij baart opzien met haar Plasma Rock: tegels en vazen gemaakt van stortplaatsafval. Door extreme verhitting worden de moleculen omgezet en veranderd in een gasvorm die als je hem laat afkoelen een substantie vormt die je kunt materialiseren. Zij maakt daar tegels en vazen van, die er ook nog esthetisch uitzien. Stortplaatsen kunnen in de toekomst plekken worden waar nieuwe creatie plaatsvindt en nieuw materiaal wordt gewonnen.