‘Dani daar is van Hizbullah, een plaatselijke radicale moslimbeweging hier in Yogyakarta.’ Moskeeleider Ustad Jazir wijst naar een klein kamertje, waarin een stevige jongen voor een decor van schoonmaakspullen achter een computer zit. ‘Hij maakt de moskee hier schoon, in ruil daarvoor krijgt hij een werkplek.’
De regel is simpel: in de Jogokariyanmoskee kun je rijst, medische hulp, een werkplek of zelfs een studielening krijgen. Als er in ruil daarvoor maar geen geweld gebruikt wordt, de Indonesische traditie van tolerantie geaccepteerd wordt en ieder een zinvolle bijdrage levert aan de moskee. ‘Dani organiseert hier bijvoorbeeld debatten tussen radicale en gematigde leiders’, vertelt Jazir. Want radicalisering, dat is in Jazir’s ogen voornamelijk ‘een antwoord van kansarme mannen en vrouwen op een steeds liberaler wordende samenleving.’ Een antwoord waar hij een weerwoord op probeert te geven, door de lokale radicale groeperingen binnen zijn moskee te betrekken. ‘Op die manier heb ik zicht op wat ze doen, kan ik ze weerhouden van geweld’, zegt Jazir. ‘En ik bied ze kansen.’
In de turquoise moskee in Yogyakarta lopen ze daarom door elkaar: gematigde en radicale moslims, van traditioneel Indonesisch tot Arabisch georiënteerd. Op de voorgevel staat het er in twee talen: Masjid Jogokariyan. De open ruimte nodigt uit om elk moment langs te komen. Een groepje jongens blijft er nog lang na het gebed, gebogen hangend over hun scooters. Jazir noemt zichzelf gematigd moslim, net zoals het overgrote deel van de Indonesische moslims dat doet. ‘De traditionele Indonesische Islam is een tolerante, gematigde islam’, legt hij uit. En dat maakt het een apart schouwspel. Want die radicale islam, daar heeft de gemiddelde bewoner van het grootste moslimland ter wereld het niet zo op.