Tamás Meszerics (1964, Hongarije) werkte in Budapest aan de Central European University en maakt nu als Europarlementariër namens de kleine Hongaarse oppositiepartij Lehet Más a Politika (Politiek Kan Anders) deel uit van de Groenen-eurofractie.
Tamás Meszerics uit Hongarije: 'Ik was twintiger in die laatste onvrije jaren: je was je permanent bewust van de willekeur van de partij. Vergeleken met die tijd van repressie is zelfs de slechtste democratie, zoals we die in Hongarije hebben, beter.'
‘Het is moeilijk om vandaag Hongaar te zijn in Europa. De Hongaarse premier Viktor Orbán en zijn partij Fidesz worden in Europa gehekeld vanwege hun autocratisch beleid. De regering-Orbán heeft Hongarije volledig geïsoleerd.
De waanzin der hoogmoed: met tweederde meerderheid in het parlement heeft Fidesz het gevoel oppermachtig te zijn, en zo gedraagt Orbán zich ook buiten de landsgrenzen. Maar dat wordt in de buitenwereld natuurlijk niet geaccepteerd. De Amerikanen hebben inmiddels al een zwarte lijst opgesteld met namen van Hongaren die niet welkom zijn in de VS.
Op het eerste gezicht kende Hongarije na 1989 een dynamische start. Maar meteen bij het begin van de democratiseringen zijn de kiemen gelegd voor sociale onrechtvaardigheid. De vroegste privatiseringen waren corrupt en de snelle liberalisering deed veel Hongaren pijn.
Waar we nu inmiddels zijn beland is niet alleen Orbáns schuld. Vijfentwintig jaar lang is er niets gedaan om de situatie recht te trekken. Nu is het Orbán die een fundamenteel cliëntelistisch systeem leidt. Zijn Fidesz-getrouwen bekleden bijna zonder uitzondering alle relevante politieke posities. Ze zijn in staat om lokale budgetten of wetgeving om te buigen in het voordeel van hun lievelingsklanten. De Hongaar staat erbij en kijkt ernaar, íedereen is op de hoogte, het is geen geheim. Een paar goede vrienden van Orbán hebben zich sinds 2010 verrijkt op een manier die te vergelijken is met grootgrondbezitters in de 19de eeuw. Allemaal dankzij overheidscontracten. Het is het aloude probleem van Oost- en Zuidoost-Europa.
Zou Hongarije, mocht het zich nu aanmelden bij de Europese Unie, worden toegelaten? (Zucht). Nee. Het Hongaarse vólk verdient het, om mee te tellen als Europeanen. Maar de Europese Commissie en de Europese Raad van regeringsleiders spreken nu openlijk over "de Hongaarse kwestie". Je kan het vergelijken met Italië onder Berlusconi of met Oostenrijk destijds onder Jörg Haider.
Natuurlijk was 1989 de belangrijkste politieke gebeurtenis uit mijn leven. Ik was actief in de oppositie. De transitie in heel Oost-Europa was niet gewelddadig, met uitzondering van de revolte in Roemenië. Overal werd de overgang onderhandeld, vaak middels rondetafelgesprekken. Dat de golf van revoluties amper levens heeft gekost, koester ik als de historisch belangrijkste en mooiste herinnering.
Ik was twintiger in die laatste onvrije jaren: je was je permanent bewust van de willekeur van de partij. Vergeleken met die tijd van repressie is zelfs de slechtste democratie, zoals we die in Hongarije hebben, beter. Waar wij nu in leven is een heel slechte democratie. Er zijn helaas geen signalen die duiden op beterschap. Het staatsbestel is zwak en sinister. En wat me de meeste zorgen baart: er is niet onmiddellijk een alternatief. De oppositiepartijen, ook de mijne, zijn niet effectief.’