Eind november 2007 las ik in de Times Literary Supplement een korte necrologie onder het kopje Vernon Scannell, poet (and deserter) died. Gevolgd door de jaartallen, die – korter kan het niet - ieders leven tenslotte samenvatten.
Meer dan aan zijn, mij toen onbekende dichterschap, bleef ik hangen aan het karakteristiek deserteur. Was hier sprake van een dichter-avonturier?
De TLS meldde, dat Vernon Scannell in 1940 als dienstplichtig soldaat in het Britse leger deelnam aan de Tweede Wereldoorlog (eerst tijdens de campagnes onder Montgomery in Noord-Afrika, daarna bij de invasie van Normandië), gewond was geraakt bij de slag om het Franse stadje Caën en na verpleging in een Brits hospitaal was gedeserteerd. Hoe het hem daarna verder was vergaan, bleef verzwegen. Het bericht eindigde met de opsomming van een reeks titels van sinds de jaren vijftig gepubliceerde dichtbundels en de vermelding, dat Scannell zijn oorlogsgedichten begin jaren tachtig waren bekroond met de Wilfred Owen Award.
Terwijl Ine Waltuch bij de BBC op zoek ging naar mogelijke opnamen van de verscheiden dichter-deserteur zocht ik naar het werk van Scannell in bij de hand liggende Engelse bloemlezingen. Tevergeefs. Zijn werk bleek sinds 1985 niet meer herdrukt. Een verzamelbundel uit dat jaar vond ik tenslotte na een zoektocht op internet bij een obscure tweedehandsboekhandel in het Duitse Heidelberg. Het boekje, daar achtergelaten door een afzwaaiende Britse militair, bevatte onder anderen de teksten van de gedichten, die Scannell in 1972 voor de BBC-televisie had gelezen. Een kopie van die opnamen was onderweg.
Ik raakte meer en meer benieuwd naar het moment waarop zijn portretfoto uit de verfomfaaide Heildelbergbundel sprekend tot beweging zou komen.
Vernon Scannell bleek het pseudoniem van John Vernon Bain, enig kind van een arm gezin in midden-Engeland, dat na de lagere school als hulp-klerk op een administratiekantoor terecht kwam en twee passies ontwikkelde: de ene voor boksen en de andere – nadat hij op zijn vijftiende voor het eerst door een gedicht was getroffen – voor literatuur. Toen hij op zijn achttiende in 1940 in militaire dienst moest, had hij al een hele reeks baantjes achter de rug, een intensieve bokstraining en zijn literaire debuut met de publicatie van een gedicht in het tijdschrift Adelphi. In 1945 deserteerde hij, min of meer hersteld en met het vooruitzicht opnieuw te worden uitgezonden naar een oorlogsgebied, nu naar het toenmalige Brits-Indië.
“Ach, deserteren,” zou hij later zeggen, “ik liep gewoon weg.”
Van dat moment dateert zijn pseudoniem, de naam waaronder hij letterlijk schuilging. Als tekstschrijver, dichter, manusje-van-alles in de theaterwereld en verdienstelijk beroepsbokser. Hij werd in 1949 gearresteerd, door een krijgsraad veroordeeld en een jaar later stilzwijgend ontslagen uit het psychiatrisch ziekenhuis waar hij tot dan toe verbleef.
Korte tijd later verscheen de eerste dichtbundel van Vernon Scannell, de schuilnaam die hij nu als zijn geuzennaam beschouwde en naderhand tientallen uitgaven zou dragen – poëzie, maar ook twee romans en vier delen herinneringen.
Als de foto op de achterflap van de enige bundel, die ik nu van hem bezit, in de tenslotte gearriveerde BBC-opnamen tot leven komt en begint te spreken, is het net alsof ik na lange tijd een oude bekende tegenkom – al zie en hoor ik hem voor het eerst.
Hij is dan 50 jaar. Hij ziet er voor een oud-beroepsbokser ongeschonden uit, de regelmatige trekken van een vriendelijke man op leeftijd. Hij voelt zich in de studio, waarin de sfeer van een theater is gesuggereerd met nauwelijks zichtbaar maar duidelijk aanwezig publiek, kennelijk op zijn gemak. In het Britse lezingencircuit is hij al jaren een graag geziene gast en dat is te merken. Hij weet hoe het moet.
Een korte introductie en dan een van de zes gedichten na een licht geladen stilte. Met een warme stem klinkt de Engelse tekst zorgvuldig gedoseerd en vindt telkens het juiste ritme. Hij leest voor maar je ziet en hoort dat hij de tekst kan dromen.
Scannells gedichten zijn niet hemelbestormend, hij gebruikt conventionele vormen maar daarin beheerst hij vrijwel alle genres: de anecdote, de herinnering, de droom (liever de nachtmerrie) en alle onderwerpen, die hij in aanmerking vindt komen voor ‘a light verse’ . En niet alleen in zijn ‘war poems’, in vrijwel elk gedicht komt een regel voor waardoor een oorlogsherinnering sijpelt.
Six reasons for drinking, het laatste uit de reeks van zes, is zo’n licht gedicht (het genre dat tot dusver niet in de serieuze Nederlandse poëzie, C. Buddingh’ ten spijt, heeft willen wortelen) waarin toch de doffe klop van de oorlog hoorbaar is.
Scannell was, zoals hij steeds zei, ‘een free lance dichter’ die van zijn poëzie kon leven.
Hij hield dat ook letterlijk in zijn gedichten vol.
Hans Keller.
Eerder nam de Dode Dichters Almanak de volgende gedichten van Vernon Scannell op: A case of murder (4 december 2008), Battlefields (4 februari 2010), Uncle Edward’s affection (22 april 2010) en The old books (20 maart 2011).
Hij was naast tekstschrijver en dichter een verdienstelijk beroepsbokser: Vernon Scannell (1922–2007). In de Dode Dichters Almanak leest hij het gedicht 'Six reasons for drinking'. ‘Zes redenen om te drinken', in de vertaling van Geertje Lammers.