Per jaar worden duizenden kinderen uithuisgeplaatst. Bij een deel gaat dat op vrijwillige basis, maar regelmatig gebeurt het onder dwang en loopt het besluit via de rechter. Dan hoop je dat de rechter een weloverwogen beslissing kan nemen. Maar is dit in de praktijk ook mogelijk? Hoogleraar Jeugdrecht Mariëlle Bruning is kritisch: ‘We zouden voor deze jeugdbeschermingszaken en uithuisplaatsingszaken veel kritischer moeten kijken naar wat er nou gebeurt.’

Jaarlijks komen ruim 16.000 uithuisplaatsingszaken voor de rechter. De rechtsbescherming van kinderen en ouders die te maken krijgen met een uithuisplaatsing kan veel beter, stelde de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) onlangs in een advies. Het is op dit moment niet vanzelfsprekend dat de rechter zich kan baseren op gedegen en onafhankelijk onderzoek en ouders en kinderen voelen zich onvoldoende gehoord, zo kwam uit het rapport naar voren. Kinderen zouden bovendien de mogelijkheid moeten hebben om te worden bijgestaan door een gespecialiseerde advocaat. Hoogleraar Jeugdrecht en plaatsvervangend rechter Mariëlle Bruning, die ook betrokken was bij de totstandkoming van het RSJ-onderzoek, kan zich vinden in de uitkomsten. Zij maakt zich al jaren zorgen over de rechtsbescherming van kinderen en ouders in Nederland. Met name als het gaat over zaken rond ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. Een uithuisplaatsing is ingrijpend en vaak traumatisch voor kinderen, zegt Bruning. ‘Maar wat je ziet, is dat de blik bij de hulpverlening nog wel eens één kant op staat, met tunnelvisie tot gevolg. Waarbij de jeugdbescherming en de rechters al heel snel denken: het kind is nu veilig en wordt nu beschermd.’ Daarbij wordt niet gezien dat er nog veel meer belangen zijn van kinderen, legt de hoogleraar uit. ‘Het eerste belang is om niet gescheiden te worden van hun ouders.’

‘In instellingen loop je een groter risico op geweld dan als ze thuisblijven.’

De rapporten waar rechters zich op moeten baseren zijn niet allemaal op orde. Er staan dingen in die niet kloppend of verouderd zijn, en die niet worden aangepast. Dit blijkt onder andere uit onderzoek van onderzoekplatforms Follow the Money en Pointer. Ondanks dat jeugdbeschermers hun best doen, lukt het vaak niet om goede verslagen over de gezinnen te schrijven, zegt Bruning. Dat is iets waar zij zich grote zorgen over maakt. ‘Er hangt ontzettend veel vanaf. Het is een van de grootste inbreuken op fundamentele rechten die je kan maken.’

Knip- en plakwerk

Argos deed een rondvraag bij enkele advocaten die ouders bijstaan bij ondertoezichtstelling- en uithuisplaatsingzaken, om te toetsen in hoeverre wat Bruning stelt leeft in de praktijk. Vier advocaten gingen in op onze vragen. De rechter, zo erkennen zij alle vier, gaat vaak mee in het verzoek van de Gecertificeerde Instellingen (GI). Dat zijn de jeugdbeschermingsorganisaties die de verzoeken tot uithuisplaatsing bij de rechter indienen. ‘Mijn ervaring is dat de rechter het verzoek van de GI bijna altijd toewijst dan wel meegaat met het advies van de GI. Slechts in een enkel geval gaat de rechter mee met het verweer dat namens de ouders wordt gevoerd tot afwijzing van het verzoek’, zegt één van de advocaten, die anoniem wil blijven. Advocaat Chantal Joosten bevestigt dit. ‘Door mijn ervaring weet ik welke rechter kritisch is en welke rechter klakkeloos het advies en stellingen van de gecertificeerde instelling overneemt.’

Het gebrek aan kwaliteit van de rapportages wordt door de advocaten breed herkend. ‘Vaak wordt er in rapporten en plannen van aanpak oude, gedateerde en onjuiste informatie gebruikt waarop het advies gebaseerd is. Het knip- en plakwerk is meer regel dan uitzondering,’ zegt een advocaat die anoniem wil blijven. Advocaat Paul van Putten, die dit ook veel tegenkomt, vindt dit zorgelijk, omdat het in strijd is met de Jeugdwet. In artikel 3.3 staat een Gecertificeerde Instelling gehouden is aan ‘de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren’. Van Putten: ‘De waarheidsplicht is weliswaar verankerd in de Jeugdwet, maar ik zie in de stukken van de GI te vaak een subjectieve benadering.’ Advocaat Joosten: ‘Vaak gaat men ervan uit dat wat de gecertificeerde instelling zegt ook klopt, en dat is niet zo. Er zou veel kritischer moeten worden gekeken.’

Terugplaatsen

Het is niet gemakkelijk voor een rechter om door een rammelend rapport heen te prikken. Simpelweg omdat er onvoldoende tijd is voor dit soort zaken, stelt Bruning. Een zitting voor een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing duurt zo’n dertig tot veertig minuten. Dat is veel minder dan bij andere zaken. Bruning: ‘In familiezaken (zoals bij een omgangsregeling na een scheiding, red.) staat daar het dubbele aantal minuten voor.’ Daarnaast heeft een rechter een beperkte rol, legt Bruning uit. Als de jeugdbeschermingsorganisatie een verzoek indient mogen ze ‘ja of nee’ zeggen. Maar ze kunnen geen instructies geven. Dan is het soms kiezen tussen twee kwaden. Want als er in de tussentijd door de jeugdbescherming niet is toegewerkt naar terugplaatsen, is dat ook niet altijd direct mogelijk.

Na een uithuisplaatsing zou alles gericht moeten zijn op terugplaatsing, maar in de praktijk gebeurt dit niet vaak. Ook daar maakt Bruning zich zorgen over. Dit is in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Al tien jaar wordt door het Europees Hof uitgedragen dat elk kind en elke ouder recht hebben op hereniging. Bruning: ‘Het mag niet zo zijn dat de blik na de uithuisplaatsing direct op de nieuwe opvoedsituatie is gericht, want die reële kans op terugplaatsen moet er zijn geweest.’ In het huidige Nederlandse systeem is hier onvoldoende aandacht voor. ‘Daar hoort voor de verantwoordelijke autoriteiten in Nederland bij, dat zij laten zien dat ze echt hun best hebben gedaan om de kinderen terug te krijgen. En daar schort het aan in Nederland. Te vaak.’

Terugplaatsing is gebonden aan tijd. In de Richtlijn Uithuisplaatsing staat dat er een zogenaamde ‘aanvaardbare termijn’ is waarbinnen een kind nog terug naar huis kan. Is die termijn verstreken, ligt het ‘perspectief’ voor het kind buiten het eigen gezin. Het uitgangspunt hierbij is dat het duidelijkheid geeft en rekening houdt met het feit dat een kind in de tussentijd al gehecht kan zijn aan de nieuwe woonplek. De tijd dringt dus. De wachtlijsten binnen de jeugdzorg en het gebrek aan passende hulp helpen echter niet mee. Wanneer de aanvaardbare termijn verstreken is, wordt overgegaan tot gezag-beëindiging. Dat betekent dat ouders het ouderlijk gezag verliezen en de voogdij komt te liggen bij de jeugdbeschermingsorganisatie. In veel gevallen raken ouders en kinderen daarna nog meer van elkaar verwijderd. Onder andere omdat er onvoldoende tijd is vanuit de hulpverlening om de band te onderhouden. Ook worden ouders als ‘belastend’ gezien. Uithuisgeplaatste kinderen verliezen vaak contact met ouders, familie en vrienden, werd onlangs duidelijk uit onderzoek van Stichting het Vergeten Kind.

Als een kind uithuisgeplaatst is, is het niet per definitie veilig. ‘In instellingen loop je een groter risico op geweld dan als ze thuisblijven’, vertelt Bruning. Ze maakte onderdeel uit van Commissie De Winter, die onderzoek deed naar geweld in de jeugdzorg van 1945 tot heden. Het rapport kwam in 2019 uit en concludeerde dat kinderen slachtoffer zijn geworden van lichamelijk en geestelijk geweld in de jeugdzorg. Soms in combinatie met seksueel misbruik. Het geweld in de jeugdzorg had bij sommige slachtoffers negatieve gevolgen voor het latere dagelijks leven. Ook, kwam uit het onderzoek, heeft de overheid onvoldoende gedaan om het geweld in de jeugdzorg te voorkomen. Bruning: ‘De prijs die kinderen betalen voor die bescherming is heel hoog.’

Rechtshulp voor kinderen

Een deel van de oplossing zou gevonden kunnen worden in rechtshulp voor kinderen. Net als de Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming pleit ook Bruning voor een gespecialiseerde advocaat die kinderen bijstaat. Bruning: ‘Vaak wordt er in Nederland gezegd: dat is te veel juridisering. Maar in landen om ons heen hebben kinderen wel een advocaat. Dat wordt daar normaal gevonden. Kinderen worden nu nog onvoldoende serieus genomen.’ De RSJ noemt rechtsbijstand voor kinderen in zaken waarin ze worden gescheiden van hun ouders ‘cruciaal’. In het RSJ-advies staat: ‘Juist vanwege die ingrijpende beslissing van de overheid op het leven van kinderen en ouders. Er is deskundigheid van een gespecialiseerde advocaat en een effectief rechtsmiddel nodig om deze kinderen en/of ouders goed bij te staan in de verdediging van hun rechten.’

Kinderen zouden meer betrokken moeten worden in jeugdrechtprocedures. Ook in de vorm van ‘hoorrecht’, of wel: het luisteren naar kinderen. Dat concludeert Bruning in onderzoek dat zij deed in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Op dit moment spreekt een rechter ongeveer vijf minuten met kinderen boven de twaalf. Alleen in Amsterdam spreekt een rechter met kinderen vanaf acht jaar. Meestal niet in een kindvriendelijke ruimte, maar in de rechtszaal, omdat er geen tijd is om naar een andere ruimte te lopen.

De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid maken zich al langer zorgen over de situatie bij de jeugdbescherming in Nederland. In november 2019 stelden de inspecties in het gezamenlijke rapport ‘Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd’ dat de wijze waarop jeugdbescherming wordt uitgevoerd niet acceptabel is. Oorzaken hiervan zijn onder andere ‘de zwaarte van de doelgroep, personeelstekorten, verloop en verzuim, onvoldoende direct inzetbare, passende hulp en onvoldoende financiële zekerheid.’ De inspecties verzochten om een directe aanpak voor ‘de intensive care voor kwetsbare kinderen’, zoals de inspectie de jeugdbescherming noemde. Maar een jaar later moest de inspectie concluderen dat er onvoldoende was gebeurd om de problemen op korte termijn op te lossen. Afgelopen zomer brachten de inspecties het derde rapport hierover en stelden opnieuw vast dat de jeugdbescherming in Nederland ‘enorm kwetsbaar’ blijft.

Bruning ziet overeenkomsten met de toeslagenaffaire als het gaat om rechtsgang bij uithuisplaatsingen. “Eerlijk gezegd bekruipt mij het gevoel dat we vanuit ervaringen bij de toeslagenaffaire ook in jeugdbeschermingszaken en uithuisplaatsingszaken eigenlijk eens veel kritischer zouden moeten kijken naar wat er precies gebeurt.” Bruning doelt op het kritische rapport dat onlangs door de Raad voor de Rechtspraak is gepubliceerd en waarbij geconcludeerd is dat de rechtspraak niet altijd de bescherming bood die mensen verdienden. Ook bij uithuisplaatsingszaken ziet Bruning hoe machteloos ouders zich kunnen voelen tegenover het machtige apparaat van de jeugdbescherming en de kinderrechters, die tot deze beslissing komen. “Ik denk dat het hele thema van uithuisplaatsingen en jeugdbescherming ondergewaardeerd is, dat er te weinig besef is dat er fundamentele rechten geschonden worden en dat daar ook rechtswaarborgen bij horen.”

dossier

Uithuisgeplaatst