De nieuwe Jeugdwet van 2015 had als ambitie het aantal uithuisplaatsingen van jeugdigen te verminderen. Om dit voor elkaar te krijgen zou er meer gerichte zorg aan huis komen voor het gezin, was het voornemen. Toch is het aantal uithuisplaatsingen sindsdien alleen maar toegenomen. Van zo’n 40.000 kinderen in 2015 tot ruim 43.000 kinderen die in 2019 wonen bij pleegouders, in een gezinshuis of een instelling.
Er worden nog steeds te veel kinderen in Nederland uit huis geplaatst. Dat zegt kinderpsychiater Peter Dijkshoorn in Argos. Hij constateert dat er te weinig wordt gedaan om kinderen en ouders tijdig, en vooral beter, te helpen.
Jeugdwet
Betere oplossingen
Peter Dijkshoorn houdt zich voor de Vereniging Nederlandse gemeenten bezig met hoe het jeugdzorgstelsel beter kan. De afgelopen dertig jaar werkte hij als kinderpsychiater en zag daar geregeld kinderen die uithuisgeplaatst waren. ''Waarbij ik me afvroeg, is hier eigenlijk de schade van het uithuisplaatsen niet groter dan de winst?''
''We zijn na uithuisplaatsing geneigd te zeggen: het is maar goed dat we het kind uit huis hebben gehaald, want moet je kijken hoe erg die gedragsproblemen zijn.'' Maar nu komt steeds meer het inzicht dat gedragsproblemen ook het gevolg kunnen zijn van de uithuisplaatsing. Met de juiste begeleiding en behandeling zouden ouders veel kunnen leren, zegt Dijkshoorn tegen Argos. ''Ik wil daarmee niet zeggen dat er nooit een kind uit huis geplaatst moet worden. Maar we moeten zoeken naar betere oplossingen eerder in het leven van kinderen en ouders, zodat ze samen kunnen blijven.''
Praten met het gezin
Dijkshoorn ziet een kloof tussen hulpverlening en gezinnen. Hulpverleners en jeugdbeschermers staan vaak onder druk van allerlei normen en regels in de samenleving. Ze zijn te veel gericht op onveiligheid, waardoor de balans tussen wat er wel en niet goed gaat onvoldoende terugkomt in de rapporten. De focus ligt vooral op wat er niet goed gaat. Daarnaast wordt er, ondanks de ambities, in veel gevallen onvoldoende met de gezinnen gecommuniceerd. Dit herkent ook onderzoeker Cora Bartelink. Zij denkt dat het veel zou kunnen helpen als de gezinnen zou worden gevraagd wat zij nodig zouden hebben om de kinderen thuis op te laten groeien. ''We moeten veel meer naar ouders kijken en vragen wat zij nodig hebben en wat zij zouden willen.''
Cora Bartelink, onderzoeker aan de Haagse Hogeschool in het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie is mede-opsteller van de Richtlijn Uithuisplaatsing. Onlangs is onderzocht in hoeverre die Richtlijn door de hulpverleners wordt toegepast. Dat is helaas nog onvoldoende. Ze constateerde verschillen in de besluiten die hulpverleners nemen. ''Dit kan betekenen dat de ene professional nog mogelijkheden ziet om het kind thuis te laten blijven en nog mogelijkheden ziet om hulp te organiseren. Terwijl de andere professional al een kind uit huis wil gaan plaatsen'', vertelt zij aan Argos.
Bartelink benadrukt hierbij wel: ''Ik heb nog nooit een hulpverlener gehoord die met plezier uithuis wil plaatsen. Het is geen rocket science.'' Hulpverleners hebben altijd te maken met verschillende perspectieven en zelden met keiharde feiten. ''Wat niet wegneemt dat als zo’n besluit genomen wordt, dat zorgvuldig moet gebeuren, op basis van goede argumenten.''
Op dit moment voelen ouders onvoldoende de vrijheid om zelf hulp te zoeken. Volgens Peter Dijkshoorn zijn mensen bang om aan de bel te trekken, omdat ze het gevoel hebben dat hun kind hen dan kan worden afgenomen. ''Als wij niks doen aan het feit dat ouders niet tijdig zelf hulp durven zoeken, dan blijven we die kinderen uiteindelijk ook uit huis halen.''
Onvoldoende passende hulp
En als een ouder wel hulp zoekt, dan is het maar de vraag of die hulp beschikbaar is. Want de personeelsproblemen en het verloop bij jeugdhulpinstellingen zijn groot. Vorige maand verscheen een alarmerend rapport van de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd, waaruit blijkt dat passende hulp vaak niet beschikbaar is. Met name voor de specialistische hulp zijn er tekorten. Deze hulp is niet beschikbaar of er is sprake van wachtlijsten. Dit speelt volgens de inspectie in alle regio’s, de mate waarin is verschillend en in sommige regio’s is dit ''zeer acuut''.
Wat ook niet helpt, is de manier waarop de jeugdzorg nu georganiseerd is. Gemeentes zijn sinds een aantal jaar verantwoordelijk en die besteden het uit aan verschillende commerciële instellingen. Hoogleraar Annemiek Harder vertelt dat er nu veel tijd en geld verloren gaat aan het creëren van de randvoorwaarden. ''Dan bedoel ik tijd van bestuurders en managers om aanbestedingen te organiseren en binnen te halen.'' Dat gaat volgens haar ten koste van de zorg. ''Kinderen hebben niets aan overhead'', zegt Harder tegen Argos.
Zorg voor het hele gezin
Peter Dijkshoorn ziet ondanks alles een stip op de horizon. ''Meer ambitie is realistisch''. Samen met een aantal anderen heeft hij de 'Beweging van 0' opgericht. Dat staat onder andere voor nul uithuisplaatsingen. ''En daarmee willen we eenzelfde ambitie aangaan als Rijkswaterstaat die streeft naar nul verkeersdoden. Of elke oncoloog die streeft naar nul mensen die doodgaan aan kanker. Die doen steeds onderzoek naar: hoe kan het beter?'' Meer onderzoek doen, en de resultaten eerder in het leven van kind en gezin inzetten zou veel kunnen opleveren, zegt hij.
Dat het anders kan heeft Dijkshoorn ook gezien in de praktijk. Ongeveer tien jaar geleden startte bij Accare, de instelling waar hij tot voorkort bestuurder was, het project KINGS. Ongeveer 100 gezinnen per jaar, vaak op het randje van ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing, worden daar zes weken intensief behandeld. Er is daarbij veel aandacht voor trauma. Van die 100 kunnen de kinderen van 95 gezinnen weer terug naar huis. Het positieve aan die overige vijf, is dat daarbij de ouders in de meeste gevallen zelf inzien dat het hun, ondanks de wil, echt niet lukt om voor hun kinderen te zorgen. Dat helpt bij de acceptatie voor zowel de ouders als de kinderen.
Er zijn Jeugdbeschermingsorganisaties die zich al meer bezighouden met nieuwe ontwikkelingen. Bijvoorbeeld Jeugdbescherming Amsterdam. Zij betrekken de volwassen-GGZ bij hulp aan de gezinnen. Gedragsdeskundige Mirte Forrer van Jeugdbescherming Amsterdam pleit ervoor dit landelijk in te voeren. ''Het zou mooi zijn als de verbinding tussen volwassen-GGZ en jeugd vaker gemaakt wordt. Hier is nog veel verbetering mogelijk.''