Neem de zaak van Julio Poch. De oud-Transavia-piloot zat, mede door toedoen van Nederland, ruim acht jaar onschuldig gevangen in Argentinië; na aantijgingen over ernstige misdrijven tijdens de Argentijnse dictatuur.
De vraag die sinds zijn vrijspraak in november 2017 op tafel ligt: ging de Nederlandse Staat zijn boekje te buiten met de heimelijke inspanningen om Poch vanuit Nederland naar Argentinië te krijgen en hem daar te laten berechten? Zowel de Tweede Kamer als Poch heeft daarop tot dusver geen helder antwoord gekregen. Onder meer omdat essentiële documenten onvindbaar zijn, achtergehouden worden, zwartgelakt zijn, of in een enkel geval zelfs zijn vernietigd.
Zelfs een beroep op het ‘zware’ artikel 68 van de Grondwet, dat voorschrijft dat bewindslieden inzage in documenten moeten geven zodra de Tweede Kamer daarom vraagt, heeft in de kwestie-Poch geen effect: minister Grapperhaus weigert een aangenomen Kamermotie hierover uit te voeren.