Een door minister Hennis van Defensie beloofd onderzoek naar nalatigheid in aanloop naar het dodelijke mortierongeluk in Mali verdween na haar vertrek al snel van tafel. Uit een reconstructie door Argos blijkt dat de ambtelijke top zich van begin af aan verzette en het de onderzoekscommissie toestond af te wijken van de opdracht, zonder instemming van de nieuwe minister. 'Dit is totaal alle verhoudingen op z’n kop', zegt hoogleraar Wim Voermans.

De rol van de ambtelijke top blijkt uit interne mails, een recente reconstructie door het ministerie zelf en notulen van de commissie-Van der Veer, die het dodelijke incident uit 2016 moest onderzoeken. Argos kreeg deze documenten in handen na een beroep op de Wet open overheid (Woo). Door het niet uitvoeren van het onderzoek is ruim zes jaar na het mortierongeluk nog altijd niet vastgesteld wat de rol en verantwoordelijkheid van het ministerie of haar medewerkers was in de aanloop naar het drama. De militairen Henry Hoving en Kevin Roggeveld kwamen om het leven door ondeugdelijke en ongekeurde munitie, bleek uit eerder onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Uit publicaties van Argos werd vorig jaar al wel duidelijk dat Defensie jarenlang en systematisch regelgeving voor de veiligheid van munitie niet naleefde.

Download de documenten

Lees hier de interne documenten van het ministerie van Defensie en de commissie Van der Veer die Argos boven water tilde na een beroep op de Wet open overheid (Woo). 

Woo Argos commissie Van der Veer ▼

Lees hier vragen en antwoorden die Argos ter voorbereiding van de uitzending stelde aan het ministerie van Defensie en aan Van der Veer. 

Vragen/antwoorden ministerie van Defensie (woordvoerder Laurens Bos) ▼

Vragen/antwoorden Jeroen van der Veer ▼

Onderzoek nalatigheid
De documenten tonen dat de ambtelijke top van meet af aan wilde voorkomen dat toenmalig minister Jeanine Hennis van Defensie liet onderzoeken of er in de aanloop naar het dodelijke mortierongeval in 2016 sprake was van ‘nalatigheid of verwijtbaar handelen’ door het ministerie en medewerkers. ‘Zo komt het verwijtbaar en nalatig handelen er weer in’ en ‘Hij gaat proberen het er nog uit te krijgen’, staat in e-mails die de topambtenaren wel naar elkaar stuurden, maar niet naar hun minister. ‘Het moet stelliger’, schrijft Hennis als de ambtenaren haar voorstel voor de onderzoeksopdracht proberen af te zwakken. 

Het onderzoek naar mogelijke schuld kwam er eind september 2017 toch, ondanks de weerstand op het ministerie. Hennis eiste ‘volledige openheid, in het bijzonder voor de nabestaanden’ en noemde onderzoek naar nalatigheid en verwijtbaar handelen van ‘essentieel belang’. Een externe commissie onder leiding van oud-Shell-topman Jeroen van der Veer zou het onderzoek uitvoeren. De keuze viel mede op Van der Veer, een ingenieur, omdat het van de ambtelijke top niet mocht lijken ‘alsof wij medewerkers zouden willen vervolgen’. Kandidaten met strafrechtelijke expertise, zoals een oud-functionaris van het Openbaar Ministerie, vielen daarom af.

Geen antwoord
De commissie-Van der Veer kwam begin 2018 echter met een algemeen rapport over veiligheid bij Defensie met als titel Het moet en kan veiliger! De termen ‘mortierongeluk’ en ‘verwijtbaarheid’ vielen alleen nog in het voorwoord. In het televisieprogramma Buitenhof lichtte voorzitter Van der Veer toe dat zijn commissie bij nader inzien ongeschikt zou zijn geweest om te beoordelen of er verwijtbare fouten waren gemaakt door individuen. Hij had de onderzoeksopdracht ‘nader geïnterpreteerd’ en daarover ‘overleg gepleegd met de hoge ambtenaren en de secretaris-generaal’. 

Het onbegrip bij de nabestaanden van Henry Hoving en Kevin Roggeveld was groot. Ze hebben nooit een bevredigend antwoord gekregen op de vraag wat er met de toezegging van Hennis is gebeurd. Ook in de Tweede Kamer ontstond rumoer. ‘Waarom heeft de minister, de ambtelijke top, besloten om de opdracht van de commissie-Van der Veer, die heel duidelijk was, te beperken?’, vroeg Kamerlid Sadet Karabulut van de SP zich bijvoorbeeld af. Minister Hennis’ opvolger Ank Bijleveld zelf leek ook verrast. Zo liet zij aan de Tweede Kamer weten dat zij ‘in het voorwoord’ van het rapport heeft kennisgenomen dat de commissie de opdracht anders heeft geïnterpreteerd. ‘Ik kan er van alles van vinden, maar dit is wat wij hebben aangetroffen.’ 

Geparkeerd
Onder leiding van Van der Veer blijkt het onderzoek naar mogelijke schuld van Defensiemedewerkers uiteindelijk al snel te zijn ‘geparkeerd’. Minister Hennis heeft dan al politiek verantwoordelijkheid genomen voor het Mali-drama en is samen met hoogste militair Tom Middendorp opgestapt. In verslagen uit oktober in 2017 wordt duidelijk dat de commissie moeite heeft met de opdracht en dat ‘onderzoek naar nalatigheid en verantwoordelijkheid gevoelig ligt in de organisatie’. In november 2017 schrijft de commissie dat ‘de nalatigheids- en verwijtbaarheidsdiscussie buiten beschouwing blijft’. Er zal alleen onderzoek plaatsvinden op ‘systeemniveau’ en niet naar de verantwoordelijkheden van individuele betrokkenen worden gekeken. Defensie moet volgens de commissie bedenken hoe er omgegaan moet worden met de nabestaanden, omdat zij ‘bepaalde verwachtingen hebben’. 

Uit de documenten blijkt dat Van der Veer, op zijn initiatief, telefonisch de nieuwe invulling van het onderzoek besprak met de hoogste Defensie-ambtenaar Wim Geerts - in zijn functie zelf eindverantwoordelijk voor veiligheid. Van der Veer bevestigt op vragen van Argos dat hij hierover sprak met toenmalig secretaris-generaal Geerts. ‘Wat ik mij herinner is dat de secretaris-generaal de interpretatie van mij en de commissie begreep en daarmee instemde’, aldus Van der Veer. Hij staat nog altijd achter de manier waarop zijn commissie de opdracht heeft uitgevoerd. ‘Als de bedoeling was om verwijtbare personen aan te wijzen dan had er in mijn ogen een ander instellingsbesluit moeten zijn en een heel andere commissie.’

Interne reconstructie
Maar uit de documenten blijkt dat het ministerie - intern althans - deze mening niet deelt. De huidige ambtelijke top van het ministerie van Defensie heeft vorig jaar een vertrouwelijke reconstructie laten maken van de gang van zaken. Dat gebeurde nadat het Openbaar Ministerie begin 2021 bekend had gemaakt vooralsnog ook géén strafrechtelijk onderzoek te zullen doen naar het mortierongeluk. Dat leidde opnieuw tot protesten van nabestaanden van de omgekomen militairen. 

In de reconstructie wordt vastgesteld dat de invulling door de commissie-Van der Veer ‘niet conform de strekking is van het onderzoek zoals door de toenmalige minister van Defensie was besloten’. In een e-mail over de evaluatie beschrijft de huidige ambtelijke top de consequenties als het OM ook in de toekomst geen strafrechtelijke vervolging instelt. ‘Dan komt mogelijk weer de vraag naar boven of we in het dossier van het OM een aanleiding zien om rechtspositioneel onderzoek te doen.’

Ook wordt kritisch geoordeeld over de rol van toenmalig hoogste ambtenaar Geerts. Hij stuurde na zijn gesprek met Van der Veer weliswaar een e-mail ter kennisgeving aan Hennis’ opvolger, de dan nog maar net aangetreden Ank Bijleveld, maar verzuimde om haar van de voorgeschiedenis en politieke gevoeligheid op de hoogte te stellen en vroeg óók niet om instemming. ‘Er mag worden geconcludeerd dat de huidige bewindspersonen (op dat moment minister Ank Bijleveld en staatssecretaris Barbara Visser, red.) onvoldoende attent zijn gemaakt op de mogelijke politieke consequenties’, aldus de beoordeling in de reconstructie. ‘Er is niet gevraagd om akkoord of besluitvorming’ en ‘het blijkt ook niet dat er stelling is genomen tegen de wijze waarop de commissie voornemens was invulling te geven aan de onderzoeksopdracht.’ 

Yes, Minister
Hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans kreeg van Argos inzage in de stukken en zegt dat hij ‘met verbazing’ heeft gelezen. ‘Er wordt onmiddellijk door de hoogste ambtenaren bepaald: dat móet eruit. De topambtenaren beginnen uit te maken wat er onderzocht wordt, hoe de relatie met de Kamer is, hoe het onderzoek wordt uitgevoerd. Dat moet eigenlijk niet kunnen, want de minister heeft het laatste woord. Maar de minister wordt in een soort Yes Minister-achtige situatie de andere kant uitgestuurd. Er wordt gewoon niet gedaan wat ze vraagt. Dat is totaal alle verhoudingen op z’n kop’, aldus Voermans. 

Alsnog onderzoek
De nabestaanden van Henry Hoving en Kevin Roggeveld en hun advocaat Michael Ruperti eisen dat het onderzoek alsnog wordt uitgevoerd, zo laten zij aan Argos weten. Zij lezen in de documenten het bewijs dat het door minister Hennis beloofde onderzoek naar de verantwoordelijkheid is gefrustreerd door de toenmalige ambtelijke top. Ruperti kondigt aan dat hij een klacht gaat indienen. Volgens hem zijn de topambtenaren buiten hun boekje gegaan. 

Reactie Defensie
Argos heeft Defensie om een reactie gevraagd. Het ministerie gaat niet in op vragen over het eigen oordeel dat de opdracht van Hennis ‘niet conform de strekking’ is uitgevoerd. Dat geldt ook voor vragen over de rol van de toenmalige secretaris-generaal, die de nieuwe minister niet om instemming vroeg en haar ‘onvoldoende attent’ had gemaakt op de politieke risico’s. Het ministerie verwijst naar het voorwoord van het rapport van de commissie-Van der Veer. Hierin staat dat ‘een ander type’ onderzoek nodig zou zijn geweest voor de ‘beantwoording van de vraag of Defensie, achteraf bezien, nalatig of verwijtbaar heeft gehandeld’ en dat het is voorbehouden aan de rechter om een oordeel te vellen over ‘eventuele strafrechtelijke aansprakelijkheid’.

Tegelijkertijd erkent het ministerie in de reactie wel dat het mogelijk is om - los van een strafrechtelijk onderzoek - zelf onderzoek te doen naar nalatig en verwijtbaar handelen door medewerkers: ‘Bijvoorbeeld in de vorm van rechtspositioneel onderzoek naar plichtsverzuim’.

Het ministerie gaat wel in op het conflict tussen minister Hennis en haar ambtenaren: ‘De documenten die Defensie openbaar heeft gemaakt geven onder andere inzicht in het proces van ambtelijke advisering. Het laat zien dat er destijds binnen Defensie discussie is gevoerd over de formulering van de passage die betrekking heeft op het toen voorgenomen onderzoek, zoals gebruikelijk in ambtelijke advisering.’