Maqam & meer

Charlie Crooijmans & Iddo Havinga ,

waarom klinkt Arabische muziek 'anders'?

Het klinkt spannend, anders - en op het eerste, Westerse gehoor misschien zelfs vals: muziek die gebruik maakt van Arabische toonladders. De maqam al Iraqi van Farida Mohammed Ali bijvoorbeeld, die we hoorden in Vrije Geluiden. Maar ook gitarist Jan Wouter Oostenrijk, die zijn elektrische gitaar liet ombouwen zodat hij er ook Arabische kwarttonen op kan spelen. Maar wat is dat nu eigenlijk, maqam? En waarom klinken kwarttonen zo anders dan wat we gewend zijn? Voor beginners in de Arabische muziek: een korte introductie in waarom Arabische muziek klinkt zoals het klinkt.

maqam

Als we het hebben over maqam al Iraqi, zoals Farida Mohammed Ali ten gehore bracht in Vrije Geluiden, hebben we het over de eeuwenoude muziekstijl die ontstond aan het hof in Baghdad. Maar in de basis staat de term maqam voor specifieke toonreeksen die in de klassieke Arabische muziek voorkomen. 'Maqam' betekent 'plaats' of 'rang'. Er zijn veel verschillende maqams, ieder met een eigen naam en een eigen emotie of mood. Net zoals bij Westerse toonladders spelen de muzikanten die reeksen niet per se van begin tot eind, maar worden ze gebruikt als bron voor improvisatie.

Om het nog iets ingewikkelder te maken: elke maqam bestaat weer uit kleinere eenheden van opeenvolgende tonen. Zo'n setje tonen heet een jins ('geslachts', of 'soort', meervoud: ajnas). Meestal bestaat een jins uit vier opeenvolgende tonen, maar er bestaan ook ajnas van drie of vijf. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de 'lagere' en een 'hogere' jins, waarbij de eerste toon van de lagere jins altijd de grondtoon (tonica) is, en de eerste toon van de hogere jins de dominant (kwint). Door deze reeksen met elkaar te combineren kunnen muzikanten spanning oproepen, waarbij de ajnas elkaar kunnen opvolgen, maar ook overlappen.

de vijf stappen van de maqam

Er zijn regels over welke tonen belangrijk zijn, waar gestart en gestopt wordt, en welke maqam hoe en wanneer elkaar opvolgen. In de uitzending legde Mohammad Gomar Al Bawi het verloop uit zoals toegepast in de maqam al Iraqi.

Er zijn vijf stappen:
1. In de al tahrir wordt de maqam geïntroduceerd.
2. In de qita en awasal veranderen de toonaard en de melodie. Zo kan de zanger laten horen hoe goed hij/zij de maqams beheerst.
3. In de jelza gaat de zanger terug naar de basis van de maqam.
4. In de mayanat zingt de zanger in het hoge octaaf.
5. In de taslim wordt de maqam afgesloten; de Chalghi al Baghdadi, de muzikanten, zingen samen met de zanger de pesteh, een lied om vrolijk te eindigen.

Maqam Dasht

In de al tahrir van Maqam Dasht is a de grondtoon. Farida begint te zingen in c, daarna hoor je dat de d ook een belangrijke toon is in de eerste jins. Rond 3'45 gaat ze naar de tweede jins, ze begint op de dominant e. In deze jins is de g een belangrijke toon. Je hoort haar even een uitstapje maken naar een andere maqam, maar dat is heel kort (normaal duurt de uitvoering van een maqam veel langer) want rond 5'00 hoor je de eerste jins weer. Rond 5'40 wordt de percussie ingezet. Ze zingt in het hoge octaaf. Rond 8'30 zingen de muzikanten mee. Deze maqam klinkt vrij weemoedig; het einde is iets vrolijker.

kwarttonen?

Hoe komt het nu dat die toonreeksen voor westerse oren zo 'anders' klinken? Dat komt doordat sommige maqam microtonaal zijn: er komen tonen in voor die 'tussen' de in westerse muziek gebruikelijke stappen inzitten. In de westerse muziek zijn we gewend aan een octaaf dat in twaalf gelijke, halve tonen onderverdeeld is, maar in Arabische toonladders kunnen die afstanden ook meer richting een kwartsafstand zijn. Als je dus een westerse halve nootafstand verwacht, lijkt een toon die daar net van afwijkt in eerste instantie vals. Maar eigenlijk heb je dus simpelweg te maken met een andere manier om een octaaf in te delen. Er wordt daarbij vaak gesproken over kwarttonen, die precies tussen de 'bekende' halve noten inzitten, maar in werkelijkheid zijn die afstanden niet zo precies. De precieze stemming van de tonen kan zelfs per regio en traditie verschillen, waardoor de overlevering van maqam van oudsher vooral oraal gebeurt. En door goed te luisteren! 

Dat levert wel een probleem op wanneer je op westerse instrumenten wil afwijken van op halve toonsafstanden leunende toonladders. Op instrumenten waarbij je als bespeler veel invloed hebt op de precieze intonatie, zoals een viool, valt dit nog te doen, maar op een gitaar wordt het al lastiger. En op een piano of orgel kan het al helemaal niet. Muzikanten die Arabische elementen inbrengen in westerse muziek moeten dus creatief zijn: trompettist Ibrahim Malouff liet een extra ventiel toevoegen aan zijn trompet en gitarist Jan Wouter Oostenrijk liet zijn gitaar verbouwen zodat hij ook andere afstanden dan enkel halve kan spelen op zijn gitaar, zoals hij in Vrije Geluiden liet horen.