Zijn eerste muzikale herinnering buiten de baarmoeder doet Antheil op in zijn tweede ouderlijke huis, gelegen naast een gevangenis. Twee oude vrijsters betrekken de woning van de buren en spelen dag in dag uit piano. Salonmuziek, zoals Antheil zich heugt. Plotsklaps houdt de muziek op en, schrijft hij, “de volgende ochtend waren ze beiden verdwenen. Net als zestien desperate mannen uit de gevangenis aan de overkant van de straat. Het aanhoudende pianospel was, natuurlijk, een dekmantel geweest voor het lawaai van het graven van ondergrondse tunnels van de kelder van het huis van de buren naar de binnenplaats van de gevangenis.” Waar of niet, hij autobiografeert er met een hoop fantasie op los.
Halverwege de jaren twintig was Antheil de enige componist die lid was van De Stijl. Hij leverde een paar tekstuele bijdragen aan het tijdschrift van Theo van Doesburgh, waaronder een over ‘de diagonaal’ in muziek. Daarin ligt hij op theoretisch valk—en wellicht ook op het muzikale, maar dat laat ik aan de luisteraar—veel dichter bij de ideeën van Bart van der Leck dan bij die van Piet Mondriaan en Van Doesburgh. Van der Leck verliet De Stijl in 1918 vanwege een conflict met de andere twee oprichters over het gebruik van ‘de diagonaal’ in de visuele kunst. Een lijnrichting die niet bij de ideeën van de vroege Stijl paste. Pesterig als hij was en met een hoop plezier overdreef Antheil de diagonaal in de muziek. Hij zag, zoals Dick Raaijmakers schrijft in Cahier M “de schuine lijn als nieuwe muzikale dimensie, en bepleitte een soort akoestische lancering van klankraketten, die door reusachtige orkestmachines, die ‘duizenden klanken kunnen voortbrengen,’ schuin de ruimte in worden geslingerd.”
Zo ook Ballet Mécanique, dat klinkt als een batterij, een reeks kanonschoten die door de concertzaal worden geslingerd. Oorspronkelijk schreef Antheil de muziek voor een film van Dudley Murphy en Fernand Léger. Zowel de film als de muziek kwamen er maar ze werden nooit gezamenlijk vertoond tijdens Antheil’s leven. De eerste uitvoering van de muziek had plaats in het huis van een Amerikaanse mecenas te Parijs in 1926. Daar organiseerde hij samen met Virgil Thomson de eerste uitvoering, waar het huis “niet alleen gevuld was met witgehandschoende butlers, gasten, eten, en fantastisch champagne, maar ook met vleugels; de vleugels hingen letterlijk aan het plafond. […] De acht vleugels vulden de reusachtige woonkamer volledig […] terwijl de xylofoons en het slagwerk in de zijkamer en op de grote trap stonden.” Zo schrijft Antheil verder: “Bij het eerste akkoord van het Ballet Mécanique ging het dak er haast af! Sommige mensen vielen direct om door de gigantische hersenschudding! De overige gasten kronkelden als levende sardines in blik; de piano’s beneden, of boven, of naast hun oren bulderden machtig en in een vreemde synchroniciteit.” Waar of niet, een dergelijk stuk moet in een dusdanig kleine ruimte een hoop kabaal hebben gemaakt.