Net als ieder normaal mens heb ik een fikse tik meegekregen van de schuimbekkende haat die Yoko Ono al decennialang treft. Gooi een kwartje in een willekeurige Beatle-fan, en hij begint vrijwel meteen over Ono te tieren. Over hoe zij de splijtzwam was die The Beatles uit elkaar dreef, over hoe Lennon creatief niks meer voorstelde onder haar invloed en dat het haar schuld is dat de aarde opwarmt en je plastic verpakkingen nooit fatsoenlijk open krijgt. En natuurlijk is Yoko ook een helleveeg, een schreeuwlelijk en een golddigger. Volgens die fans althans. Afijn, allemaal niet echt dingen waar je zin van krijgt om haar solo-albums eens te beluisteren. En dat had ik dus ook nog nooit gedaan. Sorry Yoko, je had de schijn tegen.
Het label Secretly Canadian doet een moedige poging om het tij te keren, door de eerste drie solo-albums van Ono opnieuw uit te brengen. En ik kan na beluistering alleen maar zeggen: dank je dank je dank je dank je, Secretly Canadian. Want potverredomme, wat een geweldig goede platen heeft Ono gemaakt. Wie alleen maar gruwelijke free-form freak-outs en ijzingwekkend gekrijs verwacht moet heel rap even een van deze plaatjes opzetten. Wat meteen opvalt is de enorme muzikale breedte waarvan Ono zich bedient, en hoe goed dat allemaal gedaan is. De band kan spelen, en Ono kan liedjes schrijven. Gaandeweg hoor je John Lennon naar de achtergrond verdwijnen, zonder dat dat noemenswaardig kwaliteitsverlies oplevert. Er is meer dan genoeg ruige blues, gladde funk, spierballenrock en strakke glam te horen voor de meest veeleisende fijnproever. En overal zijn de heerlijke losse eindjes van de performance art aanwezig. Wat een glorieuze teringherrie!! Ik moet er wel even bij zeggen dat twee van de drie platen dubbel-elpees zijn, en daardoor wordt het soms allemaal een beetje te veel. Maar zoals mijn buurman altijd zegt: beter te veel als te weinig. En zo is het maar net.