Pas nu besef ik hoeveel de stad anno te bieden heeft. Twee keer ben ik er geweest. Beide keren voor een week. Beide keren liet ik me rondleiden door een vriend, die er talloze keren is geweest en elk hoekje van de stad kent. Hij liet me kennis maken met musea en palazzi, met kerken en het joodse getto, met het eten en de vaak lekkere drankjes (noot: kent u de spritz bitter? Een drankje van prosecco, Campari en spuitwater, met wat ijsblokjes en een portie naturel chips. Werkelijk iedereen drinkt het). Ondertussen gingen we ook naar het San Marco-plein – de omgeving van het Paleis van de Dogen en de Brug der Zuchten – waar het werkelijk prachtig is als je op tijden komt dat de toeristen er niet zijn.
Overal tussen het San Marco-plein en de cruiseterminal lopen toeristen. Ze lopen in grote groepen door nauwe straatjes, zich vergapend aan carnavalsmaskers, waaiers en koelkastmagneten. Ze bevolken de bruggen en de terrassen, en verlaten de stad als hun boot weer verder vaart. Ze hebben weinig tijd, zijn er vaak een dag, en komen gelukkig ook op heel veel plekken van Venetië niet. In het Peggy Guggenheim Museum kun je best aangenaam kunst kijken, net als in het Punta Della Dogana, mooi door Tadao Ando herbouwd.