In de eerste van drie Holland Festival-afleveringen van Het Weeshuis van de Nederlandse Muziek klinken werken die in het Holland Festival in première gingen. Jan van Vlijmen (1935-2004), tussen 1990 en 1997 directeur van het HF, schreef in 1960 Serie per sei strumenti, zijn tweede seriële stuk. Werd uitgevoerd in het Holland Festival van 1962. Misha Mengelberg (1935-2017) schreef op verzoek van het Holland Festival in 1966 Omtrent een componistenactie, gebaseerd op een daadwerkelijke vergadering van componisten. Mengelberg nam de gevestigde orde op de hak, maar dreef evengoed de spot met wie daartegen 'aksie' voerde...
Jan van Vlijmen en Misha Mengelberg
In Het Weeshuis van het Holland Festival (bijna) vergeten muziek uit 70 jaar HF. In deze aflevering: Jan van Vlijmen en Misha Mengelberg, muziek uit de jaren '60 van de 20e eeuw.
#2 Misha Mengelberg (1935-2017) – Omtrent een componistenactie (1966)
Slurf, Woodie, Mompelmuis, Luisternik, Hoofden, Zanderig, Hanzemans, minister Hoera en ambtenaar Karrewiel bevolken Misha Mengelbergs Omtrent een componistenactie. 'Er is sprake van een krompolisten- of komprolistenactie in een land of in een stad Modderbel, waarin komprolisten onderhandelen met ambtenaren van een Ministerie voor Vrijetijdsbesteding, Onnutte Maaksels en Armoedebestrijding.'
Dit is zo ongeveer de samenvatting Omtrent een componistenactie. Dat klinkt als een verhaal Bordewijk niet onwaardig, ware het niet dat het stuk is gebaseerd op een echte componistenactie uit de jaren zestig. Zo schrijft Mengelberg in zijn toelichting: 'Het materiaal is ontleend aan een in ’64 begonnen en nog niet afgesloten actie van een groep Nederlandse componisten, om, door het verwerven van meer overheidssteun, het componeren tot iets anders te maken dan een geld-, zenuwen- en nachtrustrovende hobby.' Voor de nieuwe generatie componisten in de jaren zestig was het een lastige tijd waarin ze moesten strijden, zowel voor hun bestaansrecht als voor de uitvoering van hun eigen muziek. Een van de speerpunten van die actie was de Maderna-campagne, die er om draaide, naast Bernard Haitink, speciaal voor de nieuwe muziek, Bruno Maderna als dirigent aan te stellen bij het Concertgebouworkest.
Toch, ondanks zijn deelname aan dat alles is Mengelbergs relatie tot de politiek een lastige. In 1968 schreef hij ten geleide van het PolitiekDemonstratief Experimenteel Concert dat 'ieder verband van mijn toelichting met de rest van dit als programmaboekje vermomde politieke schotschriftje wordt afgewezen.' Ook zijn begeleidende tekst bij Omtrent een componistenactie voelt alsof hij de draak steekt: 'Om de componistenactie componeerbaar te maken, heb ik alle feiten vervangen door ficties.' Het is een impliciete en absurde politiek die hij voert, waarmee hij het beleid van het Concertgebouw aan de kaak stelt. Tegelijkertijd en evengoed neemt hij de componistenactie zelf op de hak, want: '‘Omtrent een componistenactie’ kunt u beschouwen als een soort lezing met lichtbeelden in een u niet bekende taal. De vertoonde dia’s maken het betoog, wat u betreft, niet verstaanbaarder en er rest u, aangenomen dat u wakker op uw stoel blijft zitten, weinig meer dan luisteren en kijken. Goed – mijn bedoelingen gaan niet verder dan dat – wat u met uw luister- en kijkervaring doet is uw zaak.'
Jan van Vlijmen (1935-2004) – Serie per sei strumenti (1960)
De opera Reconstructie uit 1969 geniet een haast mythische status in de hedendaagse Nederlandse muziekwereld. De schrijvers Hugo Claus en Harry Mulisch tekenden voor het libretto. Vijf componisten, allen uit de compositieklas van Kees van Baaren en veroorzakers van de welhaast even legendarische Notenkrakersactie, schreven de muziek: Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw, Peter Schat en Misha Mengelberg. Stuk voor stuk verdienden zij de afgelopen vijftig jaar hun sporen, om wat voor reden dan ook. En dan blijft Jan van Vlijmen over, veruit de minst bekende van de groep.
Die onbekendheid heeft ten minste twee oorzaken. Enerzijds komt dat door de bestuurlijke functies die hij bekleedde. Eerst als directeur van het Koninklijk Conservatorium Den Haag, daarna als intendant van De Nederlandse Opera en ten slotte als directeur van het Holland Festival. Dat ontnam hem de nodige tijd om te componeren en dus met zijn muziek bekendheid te vergaren. Anderzijds, wellicht, de seriële techniek die Van Vlijmen hanteerde en de nuffige lucht die rond het serialisme hangt. Of, zoals Peter Schat het noemde: ‘koude oorlog-muziek.’ Een schrijfstijl, voornamelijk door Boulez en Stockhausen gepropageerd in de jaren vijftig, gestoeld op reeksen, waarbij naast het notenmateriaal ook dynamiek, ritmes en klankkleur in rijen worden geordend. Muziek, kortom, die zich kenmerkt door een weerbarstig karakter, een puntig verloop en een dogmatisch geloof in zelfopgelegde regels.
Van Vlijmen denkt daar heel anders over. Zo vertelde hij Maarten Brandt in een interview in Opus Klassiek uit 1996: 'Ik kan me heel goed voorstellen dat je in je manier van denken over muziek en muzikale structuren in het hanteren van seriële uitgangspunten helemaal niet uitkomt bij pointillistische muziek. Dat kan evengoed melodisch zijn, harmonisch of beide.' In het denken van Van Vlijmen neemt het serialisme een belangrijke plaats in. Het is voor hem een 'beslissende periode van de muziekgeschiedenis' die onmogelijk is te ontkennen, want dan kom je 'als logisch gevolg […] terecht bij wat daar aan vooraf is gegaan, de laat-romantiek.' Als componist moet je je aldus Van Vlijmen bewust zijn van de muziekgeschiedenis: 'Met inbegrip dus van de serialistische periode. Het hoort bij je vlees en bloed.'
Over 'Serie per sei strumenti' van Jan van Vlijmen
Serie per sei strumenti uit 1960 is een vroeg werkje waarin Van vlijmen het serialisme beproeft. Op 5 juli 1962 ging het in prèmiere in het Concertgebouw. Na Costruzione per due pianoforti, ook uit 1960, zijn tweede strikt seriële werk. Het is een soort stijlproef in twee delen voor fluit, hobo, klarinet, fagot, trompet en piano, die in het eerste deel gelijkwaardig en als eenheid naar voren treden. De twaalf tonen in het octaaf zijn verdeeld in vier groepjes van drie noten, ook de toonduur en de dynamiek zijn in reeksen onderworpen. Toch zoekt Van Vlijmen hier al lichtjes de mazen in de wet, hoewel binnen de perken. In het tweede deel treden de instrumenten min of meer solistisch naar voren en ‘improviseren’ fluit en trompet. De noten van de improvisatie zijn voorgeschreven, ritmisch en dynamisch zijn ze daarentegen vrij om te doen en laten wat ze willen: 'Het afspelen in gelijke notenwaarde is absoluut onjuist; de grootst mogelijke fantasie is gewenst!'
toelichtingen: Jan Nieuwenhuis