Rokus de Groot: Reflection on Bach in F
Bach’s prelude komt voort uit twee krachten: stromen en stollen. De indruk van stromen ontstaat door de voortdurende beweging van toonladderfiguren over grote afstanden, van hoog naar laag en omgekeerd. En het vasthouden van bepaalde tonen in die toonbewegingen leidt tot plaatselijke stollingen, in de vorm van samenklanken. Op deze wijze zijn tijd en ruimte, anders gezegd melodie en harmonie, nauw met elkaar verweven. In zijn ‘Reflectie op Bach [in F]’ onderzoekt Rokus de Groot hetzelfde spel van stromen en stollen, en heeft hetzelfde vloeiende karakter, met zich openvouwende waaiers van samenklanken. Het stuk is niet met dezelfde harmonische regels geschreven, maar hanteert wel het toenemen en afnemen van toonladder-‘kleuringen’ (met toonverhogingen en -verlagingen), zoals Bach de hoofdtoonsoort neerzet, daarna verlaat en er weer naar terugkeert.