Rutger Kopland in Van de schoonheid en de troost
Over de impact van poëzie zei Rutger Kopland, pseudoniem van Rutger Hendrik van den Hoofdakker, ooit in een interview: "Op het moment dat iemand beweert dat poëzie, muziek en mensen hem niet meer raken, is hij depressief."
De gelukkige jeugd is voor Kopland een welhaast onuitputtelijk inspiratiebron. Zijn vroegste bundels zijn doordrenkt van het verlangen naar de geborgenheid en warmte van een niet te achterhalen verleden. Met uiterste precisie probeert hij dit verlangen te omvatten in thema's als afscheid, weggaan en verlies. Terwijl datgene waarnaar verlangd wordt, al in zijn vroege werk 'een afgekloven bot' is, wordt de illusieloosheid in zijn latere werk steeds dominanter. En met de illusieloosheid komt de rust, de aanvaarding van de leegte.
Sinds zijn debuut 'Onder het Vee'(1966) publiceerde Kopland nog een tiental bundels. Naast prijzen als de Jan Campertprijs (1970), de Herman Gorter Prijs (1975) en de VSB- Poëzieprijs (1998), ontving Kopland in 1988 de P.C. Hooftprijs. Zijn poëzie is in meer dan zeventien talen vertaald.
Momenteel is Kopland emeritus-hoogleraar biologische psychiatrie (Rijksuniversiteit Groningen) en voorzitter van het bestuur van het Research and Training Centre for Behavioural and Cognitive Neurosciences in Groningen.