Noorderlicht Radio
Geschiedenis van de psychiatrie
Sinds haar ontstaan rond 1870 is de psychiatrie continu op zoek geweest naar nieuwe doelgroepen met minder ernstige aandoeningen. Aan patiënten met zware persoonlijkheidstoornissen viel namelijk weinig eer te behalen. Dat stellen de Maastrichtse historici Harry Oosterhuis en Marijke Gijswijt-Hofstra in hun recent verschenen boek Verward van geest en ander ongerief, waarin ze de geschiedenis schetsen van de Nederlandse psychiatrie.
In de negentiende eeuw vond je psychiaters alleen in krankzinnigengestichten, waar patiënten waren opgenomen met zware persoonlijkheidsstoornissen als schizofrenie. Maar aan het eind van die eeuw richt dit medisch specialisme zich op nieuwe doelgroepen, zoals mensen met neurasthenie, een aandoening die tegenwoordig bekend staat als burnout. Rond de eeuwwisseling werden ook criminelen ‘gepsychiatriseerd’: artsen en rechters meenden dat misdadigers niet alleen gestraft moesten worden, maar ook behandeling nodig hadden. En vanaf de jaren twintig van de vorige eeuw ontfermden ze zich ook over alcoholisten. In het verzuilde Nederland van die dagen vond iedereen in de ‘geestelijke gezondheidszorg’, zoals het ging heten, iets van zijn gading. Priesters waren er enthousiast over vanwege de spitrituele bijklank en arbeiders zagen er een verwijzing in naar het negentiende-eeuwse beschavingsoffensief en de morele verheffing van het volk. Psychiaters breidden hun doelgroep steeds verder uit. Ze behandelden niet meer alleen geesteszieken, maar ook mensen die “niet lekker in hun vel zaten” en moeilijk opvoedbare kinderen waren welkom. In de jaren vijftig verandert de wereld sterk en de geestelijke gezondheidszorg verandert mee. Mensen worden mondiger, de sociale controle neemt af en de mobiliteit neemt toe. Mensen hebben steeds meer moeite om hun weg te vinden in een steeds minder voorspelbare maatschappij. Als gevolg daarvan hebben in de jaren vijftig en zestig steeds meer mensen last van identiteitsproblemen, sociale fobieën en andere angststoornissen. In de jaren twintig was verlegenheid een deugd. In de jaren zestig wordt het gezien als een karaktertrek die mensen verhindert hun leven zelf vorm te geven. ‘Zelfontplooiing’ is het nieuwe toverwoord. De ideale persoonlijkheid is die van iemand die zijn leven inricht zoals hij zelf wil en zich niet door anderen de wet laat voorschrijven. In de jaren zeventig van de vorige eeuw bereikt die psychologisering van de samenleving zijn hoogtepunt. In de psychiatrische inrichtingen gaat het roer om: patiënten moeten weg uit de duinen en de bossen en worden gehuisvest in gewone huizen in gewone woonwijken, zodat ze kunnen deelnemen aan het sociale leven. Maar die zogenoemde vermaatschappelijking van de zorg is geen succes. Bij gebrek aan zinvol werk of sociale contacten, zitten de patiënten met z'n vieren de hele dag in hun doorzonwoning uit het raam te kijken. De neo-liberale prestatiemaatschappij waar wij nu in leven stelt enorme eisen aan burgers. Voor een baantje achter de kassa in een supermarkt moet je op zijn minst stressbestendig zijn en goed kunnen communiceren. Dat is vaak al te veel gevraagd van een psychiatrisch patiënt. ----- Nieuws uit de wetenschap Op zoek naar andere aardes Peper en de pijngrens Nieuwe kolenkachels ----- Fikkie stoken voor de wetenschap Elk jaar gaan duizenden hectaren Portugal in vlammen op. Om te onderzoeken welke gevolgen zo’n brand voor de bodem heeft, mocht de Wageningse promovenda Cathelijne Stoof afgelopen vrijdag in de buurt van de stad Coimbra tien hectare heide in brand steken. In Noorderlicht Radio vertelt zij over dit fikkie-stoken-voor-de-wetenschap. De gevolgen van bos- en heidebranden reiken verder dan alleen de verbrande bomen en planten. De bodem wordt door de hitte zo droog dat hij waterafstotend wordt. Dat proces kun je ook thuis zien: de aarde waarin uitgedroogde potplanten staan neemt geen water meer op. Als je ze water geeft, blijft dat als een bolle druppel liggen. Omdat er na een brand minder water door de bodem geabsorbeerd wordt, is er ook minder water beschikbaar voor planten, waardoor vegetatie zich moeizamer hersteld. En omdat de vegetatie verdwenen is, valt alle regenwater direct op de grond, die het bovendien ook nog eens niet goed absorbeert. Als het na de brand gaat regenen, wordt het water niet in de grond opgenomen, maar spoelt het meteen van de helling. De vruchtbare grond wordt van de hellingen gespoeld, waardoor regeneratie van de begroeiïng nog moeizamer gaat en het water stroomt direct de rivier in, waardoor er na bosbranden vaak overstromingen ontstaan. Door voor en na de experimentele brand te meten hoeveel water en organische stof er in de bodem zit, kan Stoof conclusies trekken over het effect van de brand op de bodem. (presentatie: Ger Jochems)