Het Spoor Terug
Istori Maluku 1: Het dienstbevel
Zesdelige serie over de geschiedenis van de Zuid-Molukkers in Nederland
Deze eerste aflevering gaat over de situatie van Ambonezen en KNIL-militairen na de soevereiniteitsoverdracht.
In 1949 vindt de soevereiniteitsoverdracht plaats en wordt Indonesië onafhankelijk. Het KNIL is overbodig geworden en inheemse KNIL-strijders kunnen kiezen: dienst nemen in het Indonesisch leger of als burger terug naar de geboortestreek.
Ambonese KNIL-strijders kunnen echter niet terug naar Ambon, omdat daar een vrijheidsstrijd woedt. 4.000 van hen worden na een maandenlang juridisch gevecht ‘tijdelijk opgezonden’ naar Nederland.
Inleidende teksten:
Tekst 1
Na een ruim vier jaren durende vergeefse strijd om de macht in de voormalige kolonie, draagt Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit over de Indonesische archipel over aan de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië. Bij die overdracht wordt besloten dat het KNIL, het Koninklijk Nederlands Indisch Leger, uiterlijk een half jaar later zal zijn opgeheven. De ruim 50.000 inheemsen die bij het KNIL dienen, worden voor de keus gesteld om of over te gaan naar het leger van de nieuwe republiek (de APRIS) of om af te vloeien als burger op een plaats, die ze zelf mogen uitkiezen. Verreweg de meesten kiezen voor overgang naar de APRIS. Maar voor de KNIL’ers, die uit de Molukken afkomstig zijn, blijkt de keus bijzonder moeilijk. Het liefst blijven ze militair, maar als meest trouwe dienaren van de Nederlanders durven velen niet te kiezen voor de overstap naar het leger van de voormalige vijand.
In april 1950 weten 4.900 KNIL-Molukkers nog steeds niet wat ze moeten doen. Velen leven in grote spanning; een spanning die alleen maar toeneemt als blijkt dat de Indonesische regering niet van plan is om zich te houden aan de afspraak, dat het land zal gaan bestaan uit een federatie van staten. Al snel wordt duidelijk, dat Jakarta de macht aan zich trekt en van Indonesië een eenheidsstaat maakt. Op 5 april levert dat een opstand in Makassar op Celebes op, waarbij de daar nog aanwezige KNIL’ers de kant van de opstandelingen kiezen. De opstand, waarbij ook dr. Chris Soumokil betrokken is, mislukt overigens al na enkele dagen Maar overal, waar Molukse KNIL-ers bij elkaar zitten, heerst grote spanning; zo herinnert Guus Siwaletty, die naar Java is overgebracht, zich:
tekst 2
De opstand op Celebes is amper neergeslagen of, op 25 april 1950, op Ambon wordt de Republiek der Zuid Molukken (kortweg RMS) uitgeroepen. En weer zijn KNIL-militairen nauw betrokken bij deze nieuwe opstand. Voor de tot dan toe aarzelende KNIL’ers in de rest van de republiek, is de keuze nu plotseling gemakkelijk geworden. Zo ook voor Bind Oni Pattinasarany, die op Borneo zit.
tekst 3
De keuze van de KNIL-Molukkers om op Ambon te demobiliseren wordt na de opstand geblokkeerd door de Indonesische regering, die er weinig zin in heeft om de opstandelingen te laten versterken met vierduizend goed getrainde soldaten. Alle KNIL-Molukkers worden nu samengebracht in vier kampen op Java en hen wordt te verstaan gegeven dat, als ze willen demobiliseren, ze dat maar op Java moeten doen. En natuurlijk zijn ze nog steeds welkom in het APRIS. Volgens Peter Soumokil was dat geen keuze.
tekst 4
Er zijn Molukkers, die al in de winter van ‘50 besloten hebben om toch maar over te stappen naar de APRIS. Een van hen is Tom Tomasowa. De eerste tijd in het leger van de republiek valt niet tegen. Maar dan hoort hij dat op Ambon de RMS is uitgeroepen en tegelijk loopt hij de kans om als korporaal bij de APRIS te worden ingezet tegen zijn eigen volk.
Tekst 5
Het uitroepen van de vrije republiek der Zuid-Molukken zorgt er niet alleen voor dat de Molukkers in dienst van het KNIL voor een moeilijke keus komen te staan. Ook Molukkers bij de marine moeten kiezen. Toch is er een belangrijk verschil. De KNIL-militairen kunnen slechts kiezen tussen ontslag ter plaatse of overgang naar het Indonesische leger, terwijl de mariniers drie keuzemogelijkheden hebben. Isaac Lambertus Salampessy is sinds vier jaar in dienst van de marine.
Tekst 6
Als in juli 1950 het KNIL definitief is opgeheven zijn er nog 4000 Molukse militairen die blijven weigeren over te gaan naar het Indonesische leger en alleen op de Molukken gedemobiliseerd willen worden. Deze groep is met hun gezinnen in Kampementen op Java ondergebracht en heeft tijdelijk de status van militair bij de Koninklijke Landmacht gekregen.
Bind Oni Pattinasarany is al enige tijd voor de opheffing van het KNIL van Borneo naar Java overgebracht.
Tekst 7
Door de vijandige houding van de Javaanse bevolking leiden de Molukkers een geïsoleerd bestaan in de kampen. Riek Leiwakapessy is de dochter van een KNIL-militair. Ze is dan 17 jaar en woont met haar ouders in de kazerne. Volgens Leiwakapessy zijn niet alleen de Javanen vijandig. Ook voor Patimura’s, Molukkers die voor Indonesië hadden gekozen moest je oppassen.
tekst 8
Intussen wordt in loop van de zomer de dreiging vanuit Jakarta in de richting van de opstandelingen op de Molukken steeds groter. Waar eerst nog gesproken wordt van ‘redelijk overleg’ om tot een oplossing te komen, volgt al snel de dreiging met een blokkade van de opstandige eilanden en als dat niet helpt zal er militair worden ingegrepen. De Molukse KNIL’ers die in de Javaanse kampen bijeen zijn gedreven, horen het allemaal werkeloos aan en verbijten zich. Peter Soumokil.
tekst 9
De vraag mag gesteld worden, wat Nederland ondernam om het probleem met de KNIL-Molukkers op te lossen. De Nederlanders hadden tenslotte nog steeds de verantwoordelijkheid voor de vierduizend man en hun gezinnen. Bovendien hield Indonesië zich duidelijk niet aan de afspraken die bij de soevereiniteitsoverdracht bekrachtigd waren, namelijk dat er een Verenigde Staten van Indonesië zou komen (waar binnen plaats was voor een republiek in Oost Indonesië) èn de afspraak dat elke KNIL’er zou mogen afvloeien op de plaats van zijn eigen keuze.
Over de activiteiten van de Nederlandse regering de toenmalige minister president Drees in een radiotoespraak uit 1962.
tekst 10
Het voorzichtige Nederland bereikt niets voor de Molukkers, die na november 1950 (als de RMS op Ambon is verslagen door het Indonesische leger) overigens wel toestemming krijgen om op Ambon af te vloeien. Maar dan willen ze niet meer omdat Ambon dan in hun ogen ‘bezet gebied’ is geworden. Ze willen nu gedemobiliseerd worden op het Molukse eiland Ceram, waar een restant van de RMS’er, een guerrilla-oorlog is begonnen. Maar dat weigert Indonesië natuurlijk. Als laatste mogelijkheid kiezen de Molukkers dan voor overbrenging naar Nieuw Guinea, dan nog een Nederlandse kolonie. Maar weer ligt Jakarta dwars: Nieuw Guinea moet nog worden ingelijfd en dan zijn duizenden Molukse militairen op dat eiland alleen maar potentiële tegenstanders. Steeds dreigender komt in de winter van 1950 op ‘51 het besluit op de Molukkers af dat ze gedwongen zullen worden toch naar Ambon te gaan of op Java te worden gedemobiliseerd. Intussen is er echter een delegatie ex-KNIL’ers onder leiding van sergeant-majoor Aponno naar Nederland afgereisd. Met de hulp van advocaten van de stichting ‘Door d’Eeuwen Trouw’ wordt een geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. En dat geding wordt - tot aan de Hoge Raad - gewonnen: Nederland mag de Molukkers niet laten afvloeien op een plaats, waar de Indonesische regering de baas is. Dan immers zijn ze hun leven niet zeker, zo oordeelt de rechter. Dan blijft er niets anders meer over dan de hele groep (inclusief hun gezinnen, wat neerkomt op bijna 13.000 mensen) te verschepen naar Nederland. Aponno is er voor. Hij hoopt dat de Nederlandse regering het advies van de rechter zal volgen en hen - via een tijdelijk verblijf in Nederland - toch naar Nieuw Guinea zal brengen. Maar op Java wordt nog steeds geaarzeld. Tot er een ‘dienstbevel’ komt om zich te laten inschepen en het eerste schip in de haven van Soerabaja verschijnt. Maar dan nog is er een truc nodig om de eersten aan boord te krijgen, vertelt Peter Soumokil.
Tekst 11
Bij veel Molukkers is het vertrouwen in Nederland inmiddels danig geslonken. Hun land is verkwanseld aan Indonesië en in plaats van ze op Nieuw Guinea te laten demobiliseren, krijgen ze het bevel naar Nederland te komen. Alexander Hitipeuw voelt daar weinig voor, maar hij is nu eenmaal militair en bevelen moeten opgevolgd worden in het leger. Met tegenzin scheept hij zich in.
Tekst 12
Niet iedereen ziet de overtocht met zoveel zoveel wantrouwen tegemoet. Guus Siwaletty heeft er wel zin in. Hij heeft altijd al graag naar Nederland willen gaan.
tekst 13
Dat doet inderdaad zeer. Voor ze zich op Java hebben laten inschepen is de Molukkers niet duidelijk geworden, dat hun tijdelijke KL-status bij aankomst in Nederland zal worden beëindigd. Volgens instructies van de Nederlandse regering had hen dat wel duidelijk gemaakt moeten worden. Maar het gebeurt pas als ze al in Nederland zijn. Sommigen, zoals Tom Tomasowag, horen het als ze nét met hun schip in de haven zijn gearriveerd.
tekst 14
Bij alle verbijstering over de mededeling, dat ze ontslagen zijn uit militaire dienst, is er bij veel Molukkers toch ook nog een ander ‘gevoel als ze voet aan wal zetten in Nederland.
Peter Soumokil.
Tekst 15
Het is niet alleen gebrek aan eten, waardoor de Molukkers zich niet direct senang voelen in Nederland. Ook de gebrekkige behuizing in kampen staat in schril contrast met het gastvrije onthaal dat ze in Nederland verwacht hadden. Bind Oni Pattinasarany wordt van Amersfoort afgevoerd naar een kamp in Woerden.
Tekst 16
Ontslagen en weggestopt in kampen wachten ze op terugkeer naar Ambon, of, als dat niet kan, naar Nieuw Guinea. Werken mogen ze niet van de Nederlandse regering. Als dank voor bewezen diensten krijgen ze Hollands eten uit een gaarkeuken en drie gulden zakgeld per week. Heel anders vergaat het de Molukse mariniers. Zij blijven gewoon in dienst. Als marinier Isaac Lambertus Salampessy in Rotterdam aankomt is de ontvangst dan ook heel anders als die van de KNILmensen.
Tekst 17
Tien jaar lang doen de Molukse mariniers als vreemdeling dienst, want het duurt tot 1961 voor ze genaturaliseerd worden tot Nederlander. Maar wat voor de marine geen probleem is, is het voor de landmacht wel. Guus Siwaletty is militair in hart en nieren en probeert direct na zijn ontslag op allerlei manieren weer in het leger te komen.