Het Spoor Terug
De wet van 22 december 1948
De wet van 22 december 1948: tijdens deze procedure verkreeg de vader van VPRO-programmamaakster Kiki Amsberg, Julius Amsberg, samen met twintig anderen het Nederlanderschap. Onder hen joodse vluchtelingen uit Duitsland. Hoe ging dat, wat betekende dat bij hen thuis en wie waren die anderen?
Inleidende teksten:
Tekst 1 In het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, gepubliceerd in januari 1949 staat onder no.565 de Wet van 22 december 1948 afgedrukt, inhoudende naturalisatie van Julius Amsberg en 20 anderen. "Wij Juliana bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, prinses van Oranje Nassau, aan Allen die deze zullen zien of horen lezen saluut!" Volgt een lijst met 21 namen. Over de lijst van die 22ste december 1948 gaat Het Spoor van vandaag. Verslaggeefster Kiki Amsberg is de dochter van degene die als eerste op de lijst vermeld staat. De lijst namen intrigeerde haar en ze wilde weten wie er eigenlijk met haar vader het Nederlanderschap aanvroegen. Waar kwamen ze vandaan en wat was hun geschiedenis? Meer dan de helft van de aanvragers was niet meer te spreken. Ze waren overleden. Maar er zijn wel nog echtgenoten en kinderen die tegelijkertijd het zo fel begeerde Nederlanderschap verkregen. Het echtpaar Amsberg was in 1934 uit Duitsland naar Nederland komen, gevlucht voor de nationaalsocialistische politiek. Moeder, oorspronkelijk Nederlandse, katholiek en door huwelijk Duits, vader Duits en joods, later ook katholiek geworden. Hoe was het om als kind van Duitsers voor en in de oorlog in Nederland te zijn? Kiki Amsberg praatte met haar oudere zuster Juliane.
Tekst 2 De overheid zit met het grote aantal joodse vluchtelingen (vooral uit Oost–Europa en Duitsland) in de maag. Maar er is nu eenmaal de Wet uit 1849 die inhoudt: "alle vreemdelingen die voldoende middelen van bestaan hebben of door werkzaamheid kunnen verkrijgen, worden in Nederland toegelaten." En dan is er de ongeschreven wet dat Nederland vreemdelingen die elders om hun geloofs- en levensovertuiging vervolgd worden, asiel verleent. In Duitsland ontstaan na de machtsovername van Hitler scherpe vervolgingen van politiek andersdenkenden: met name communisten en socialisten. Velen van hen vluchten de grens over. De Judenboycott van 1 april 1933 brengt ook Duitse joden tot het besluit Duitsland te verlaten. Aanvankelijk is Nederland nog gastvrij, maar naarmate stroom vluchtelingen groter wordt, wordt de weerstand ook groter. Minister van Schaik van Justitie schrijft: "Voorshands speelt een grote rol de vraag of deze invasie wel gewenst is op ras–, economische en sociale overwegingen. De Nederlandse ingezetenen, speciaal de middenstanders en arbeiders, gaan vreemdelingen en niet in het minst de Joden als bedreiging in nijverheid, handel en arbeid gevoelen". Een lichte vorm van antisemitisme kan hij nauwelijks verbergen. De omringende landen echter zijn nog veel afwerender tegenover het opnemen van vluchtelingen. Op 1 december 1938 doet minister-president Colijn de volgende oproep:
Tekst 3: Vervolgde joden uit Oost-Europa, met name Polen, trekken naar Duitsland. Maar Hitler wil de Poolse joden weer forceren tot vertrek. Bij duizenden worden ze opgepakt, in treinen geladen en via de de Poolse grens "abgeschoben". Die grens is echter gesloten en duizenden verdrevenen dwalen in oktober 1938 rond in het niemandsland tussen Duitsland en Polen. De ouders van de 17-jarige Herschel Grinspan zijn daar ook bij. Uit woede schiet hij in Parijs een lid van de Duitse ambassade dood. Dit is het ogenblik waar Hitler op heeft gewacht. Eindelijk een alibi. Op 9 november geven de nazileiders opdracht tot wraak tegen de joden. Groepen partijleden steken onder het wakend oog van de politie 200 synagogen in brand; 8000 winkels worden verwoest en geplunderd en 35 joden worden in die Kristalnacht vermoord. Dat is nu 50 jaar geleden. Ook het echtpaar Herz uit het westen van Duitsland was zogenaamd gemengd gehuwd, hij joods, zij katholiek. Zij hadden de bui ook al vroeg zien hangen en waren naar Luxemburg vertrokken en vandaar naar Nederland gekomen. De hondenfabriek hadden ze aan een ander moeten overlaten. Meneer Herz is overleden, zijn vrouw woont in Rotterdam.
Tekst 4 Mevrouw Herz wordt voortdurend lastiggevallen door de Duitse autoriteiten. Men dreigt haar haar kind af te nemen.
Tekst 5 Niet-joodse Duitsers blijven tijdens de oorlog Duits, joden verliezen in 1941 op grond van een door Hitler vervaardigd besluit hun Duitse nationaliteit. Ze zijn vanaf dat moment statenloos. De meeste vluchtelingen uit Duitsland willen zich na de oorlog zo snel mogelijk ontdoen van hun Duitse nationaliteit of van hun vreemdelingenstatus.
Tekst 6 Erneu Koch staat als 11de op de lijst genaturaliseerden van de Wet van 22 december 1948. Zijn geschiedenis is totaal verschillend van die van de anderen, en nogal bizar. Als zesjarig jongetje is hij uit Postcentercébet, een Wijk in Boedapest, met zijn oudere broer naar Nederland gestuurd. De Eerste Wereldoorlog is in Hongarije net voorbij, het land is arm, er is geen voedsel en treinen vol kinderen gaan naar het buitenland waar ze kunnen aansterken. Een Hongaarse organisatie regelt de transporten en zorgt voor pleeggezinnen. Zo komt Erneu in Utrecht aan.
Tekst 7 Ook merkwaardig is de geschiedenis van nummer 12 op de lijs genaturaliseerden: de heer Herman Nuss, koopman te Apeldoorn, geboren in Hagen. Hij heeft samen met zijn twee broers een bedrijf in Nederland. Vanaf 1924 is hij al hier. In '38 vragen ze alle drie het Nederlanderschap aan. Omdat er per Wet slechts twintig worden genaturaliseerd, valt Herman Nuss af; zijn beide broers krijgen wel het Nederlanderschap. Nuss is praktisch genaturaliseerd, maar omdat zijn naam niet in het Staatsblad verschijnt, is het nog niet rechtsgeldig. Dat is pech, want zo gaat hij als Duitser de oorlog in. De Duitse autoriteiten weten hem gauw te vinden, mede dankzij de aanvraag. Hij moet in Duitse dienst. Maar hij weet een verklaring van ongeschiktheid te krijgen en hoeft geen actieve dienst te doen. Hij moet wel een uniform dragen terwijl hij gewoon in zijn bedrijf blijft werken. Dat blijkt later nog een voordeel te zijn. De zoon heet ook Herman en is als 21ste aan de lijst toegevoegd omdat hij na de oorlog bij de naturalisatie meerderjarig is. Hem overkomt hetzelfde; hij moet in Duitse dienst, weigert wapens de dragen en komt in de administratieve sector terecht. Later moet hij toch naar het front en brengt daar voedsel rond. Herman Nuss junior praat er nog steeds niet graag over.
Tekst 8 Voor de oorlog hebben de meeste Duitsers niet veel haast om Nederlander te worden. De nationaliteit is niet belangrijk. Na de oorlog wel, men schaamt zich voor het Duitser zijn. En er is nóg een dringende reden; van alle Duitsers worden de bezittingen in beslag genomen en overgedragen aan het beheersinstituut, net als van de foute Nederlanders. Zeer wrang is echter dat ook de goederen en bezittingen van de joden in beslag genomen worden, zij waren immers tot 1941 ook Duitsers, tot zij hun nationaliteit verloren. De sollicitanten voor het Nederlanderschap moeten nu alles doen om, zoals dat met een goed Germaanse term heet, 'ontvijand' te worden. Ze moeten zien dat ze een 'No Enemy-verklaring' krijgen bij het Beheersinstituut. Van overal moeten ze bewijzen vandaan halen dat ze zich waar mogelijk tijdens de oorlog ingezet hebben voor de Nederlandse of de Geallieerde zaak.
Tekst 9 De dossiers van de genaturaliseerden die we mochten inzien op het Rijksarchief bevatten een papierwinkel van je welste: brieven van kennissen en invloedrijke bekenden die de aanvraag van de sollicitanten ondersteunen.
Tekst 10 Het lukt zowel de heer Nuss senior als junior om ontvijand te worden. Ze worden genaturaliseerd, maar ze zijn niet in de stemming om dit groots te vieren. Het heugelijke feit wordt bij het echtpaar Herz wel feestelijk gevierd.
Tekst 11 Ook bij de familie Amsberg is het vanwege de naturalisatie groot feest. Hoe dit gevierd wordt weet Juliane zich nog precies voor de geest te halen.
Uitgebreidere documentatie aanwezig in VPRO archief