Het Spoor Terug
Het 'Bunkerdrama' in kamp Vught
Reconstructie van het zogenaamde 'Bunkerdrama' in kamp Vught. Op zaterdagavond 15 januari 1944 worden eenennegentig vrouwen opgesloten in twee kleine cellen van het bunkercomplex in concentratiekamp Vught. Tien vrouwen overleven de nacht niet.
Interviews met:
- ex-gevangene Louise van de Montel;
- ex-gevangene Martina van Iperen;
- ex-gevangene Ada Hagenaar;
- ex-gevangene Tineke Wibaut;
- ex-gevangene Tonnie Klomp-Van Dijk;
- verpleegster Jennie Timmermans.
Beschrijving
Tussentekst 1
Een sombere winterdag in 1943 op het appèlveld van het concentratiekamp Vught. Een koude noordwester waait het zand hoog op. Ruim tienduizend mannen staan te huiveren. Enkele bevelen worden gesnauwd. Naamlozen, genummerden, eenzamen staan in rechte blokken verdeeld. Ieder staat met zijn eigen verlangens, zijn eigen haat, zijn eigen hoop. In die grauwe stilte klinkt opeens een stem, een hoge zuivere meisjesstem, een stem uit het vrouwenkamp. Louise van de Montel zingt Ave Maria. Ze staat bij het prikkeldraad en zingt voor de mannen op het open veld. De bleke gezichten klaren op, sommigen glimlachen, zelfs de SS staat te luisteren.
Tussentekst 2
Een sombere herfstdag in 1987. We zijn op bezoek bij Louise van de Montel. Ze is na de oorlog blijven zingen, als sopraan. Haar man Koen Affolter, eigenaar van een etablissement in de hoofdstad, is er ook. Tot onze verbazing blijken ze elkaar te kennen uit het concentratiekamp Vught. Zestien, zeventien jaar waren ze toen. En tot mijn nog grotere verbazing hebben ze nog plezier gehad ook. Dat kon dus blijkbaar ook. Het bleek een manier om te overleven. Aan het eind van ons gesprek zetten ze zich achter de piano en spelen de kampliedjes die ze toen ook zongen. Maar helaas kan het daar niet alleen over gaan. Dit programma gaat over een nacht, een nacht uit het kampleven van 91 vrouwen. Een nacht die de geschiedenis in zou gaan als het bunkerdrama.
Een reconstructie van Hans Olink en Günther Schwarberg.
Tussentekst 3
Liele kiele bunker, kiele kiele hopsasa .... Louise van de Montél weet het niet zeker meer, maar vermoedt dat dit lied gemaakt is na het bunkerdrama. Er werden veel liedjes gemaakt. Om af te reageren. Liedjes over het dagelijks leven in het kamp, met alle absurditeiten die dat leven inhield. Want absurd is het. Een vrolijk lied over een kampgevangenis, waar zich in januari 1944 zo'n trieste gebeurtenis afspeelde.
Kamp Vught was in januari 1943 in gebruik genomen als modelkamp. Tenminste, zo had de SS het bedoeld. Een kamp waaruit het Nederlandse volk geen wanklank mocht vernemen. Het mocht niet onnodig gebruuskeerd worden. Het verzet niet onnodig aangewakkerd. Zo vond SS-Obergruppenführer Rauter.
Het Konzentrationslager Herzogenbusch zoals de Duitsers het noemden, zou tot de ontruiming in september '44 zo'n 30.000 gevangenen herbergen. Joden, gijzelaars, verzetsstrijders, mannen en vrouwen. Het mannenkamp was gescheiden door prikkeldraad van het vrouwenkamp. De vrouwen uit barak 23b hadden een goede onderlinge verstandhouding, ze sprongen voor elkaar in de bres als dat nodig was. De sfeer was gemoedelijk, totdat op 12 januari 1944 een Duitse gevangene een briefje gaf aan de Oberaufseherin - het hoofd van de kampbewaaksters - bijgenaamd de Oberknoll. Daarin beweerde zij dat enkele medegevangenen Joden hadden laten onderduiken. Verraad dus. De andere vrouwen kwam dit ter ore. En die pikten dat niet. Eén van de vrouwen, Martina van Iperen, kan het zich nog herinneren.
Tussentekst 4
Ada Hagenaar woont in New York, maar is toevallig op bezoek bij Tineke Wibaut, als we langskomen. Ze kennen elkaar uit kamp Vught. Omdat de in 1985 overleden Non Verstegen de leiding had genomen bij de actie tegen de verraadster Jetzini werd ze vastgezet in de bunker, een cellencomplex dat net gereed was gekomen. De andere vrouwen waren niet bereid Non hier alleen voor op te laten draaien en leverden uit solidariteit een lijst met handtekeningen in bij de Oberknoll. Tineke Wibaut en Ada Hagenaar zetten hun naam ook op de lijst.
Tussentekst 5
Zaterdagmiddag 15 januari 1944 om 5 uur 's middags worden de vrouwen verzameld op de appélplaats door twee Nederlandse Aufseherinnen. Eén groep wordt uit woonbarak 23b, de andere uit de Philipsbarak gehaald, tezamen 91 vrouwen. Nietsvermoedend marcheren Martina van Iperen en Tonnie Klomp-Van Dijk, samen met de andere vrouwen af naar de bunker, die kort tevoren afgebouwd is. Het is een bijzonder streng bewaakte gevangenis met meer dan honderd cellen.
Tussentekst 6
Boven in het bunkercomplex aangekomen worden de vrouwen door de daar aanwezige SS-ers de cellen in geperst. Kampcommandant Adam Grünewald duwt de vrouwen persoonlijk naar binnen. Zijn adjudant Wicklein staat naast hem. Hij is degene die op het idee kwam om de vrouwen als represaille en masse in een cel op te sluiten. Dat had hij in Ravensbrück ook al eens gedaan
en dat hielp. De Schutzhaftlagerführer der SS, Arnold Strippel, de Oberaufseherin Gallinat en twee Nederlandse Aufseherinnen completeren het gezelschap. Dan slaat de deur dicht, en de vrouwen zitten als haringen in een ton. In cel 115 zitten 74 vrouwen opgesloten in een ruimte van nog geen 10 vierkante meter, de andere 17 vrouwen zitten in de cel ernaast.
Tussentekst 7
Het is zondagochtend, een uur of zeven. Na een verschrikkelijke nacht, 14 lange en bange uren wordt de celdeur geopend. Maar de Aufseherin klapt de deur meteen weer dicht. Ze schrikt van de aanblik en van de stank. Even later gaat de deur opnieuw open. Nu is het de Oberknoll. De ellende is niet te overzien. Tien vrouwen hebben het niet overleefd, de rest strompelt de gang op, velen vallen bewusteloos neer.
Tussentekst 8
Toen iedereen wat van de schrik bekomen was, begonnen de verhoren. Vooral Non Verstegen werd aan de tand gevoeld, maar ze weigerde iedere medewerking. Ook van de andere vrouwen gaf niemand toe gemuit te hebben. Want dat was de beschuldiging: muiterij. Non Verstegen werd opnieuw opgesloten. Veertien dagen zou ze vast zitten. De anderen kwamen de volgende dag vrij, er moest weer gewerkt worden. Martina van Iperen kon het niet meer opbrengen, ze stortte in.
Tussentekst 9
Jennie Timmermans werkte toen in het ziekenhuis, dat hoofdzakelijk door gevangenen gerund werd. Ze had ervaring want tijdens de Spaanse Burgeroorlog had ze ook al in een hospitaal gewerkt. Ze wist een hoop te regelen en mensen van transporten te vrijwaren. Daarvoor moest ze altijd een Duitse arts bewerken met morfine. Daar was hij verslaafd aan. En als hij zijn broodnodige dosis kreeg was hij een stuk soepeler. Als een van de eersten wist zij wat zich die nacht moest hebben afgespeeld. Haar streven was de patiënten zo lang mogelijk onder haar hoede te houden.
Tussentekst 10
Het leven in het kamp ging weer z'n gewone gang. Maar daarmee was het bunkerdrama niet vergeten. De Joodse gevangene David Koker noteert op 22 januari in zijn dagboek: "De vrouwen zijn nu terug. Er schijnen doden bij te zijn. Niemand laat iets los. Maar het moet een hel geweest zijn. Er vallen er gedurig flauw. De zaak schijnt als muiterij doorgegeven te zijn. De commandant zei: Wir haben noch ganz andere Mittel. Ik heb de indruk dat men te ver gegaan is, volgens eigen normen". De vrouwen kregen een zwijgplicht opgelegd. Daar moesten ze voor tekenen. Ze praatten er ook nauwelijks over. Niet omdat een handtekening aan de Duitsers gegeven zo veel voor hen betekende, maar gewoonweg omdat het leven verder ging. Je kon het je niet permitteren bij zoveel menselijk leed stil te staan. Zelfs in de brieven die de gevangenen schreven naar thuis, en die clandestien het kamp uitgingen, werd niet over het drama gerept. Familie en bekenden zouden alleen maar ongerust worden. Tineke Wibaut schreef kort na het bunkerdrama zo'n clandestiene brief:
Tussentekst 11
De kampleiding zat behoorlijk met het bunkerdrama in haar maag. De vrouwen hadden weliswaar hun verdiende loon gehad voor die ongehoorde muiterij. Maar de gevolgen ervan konden ook wel eens tegen Grünewald werken. Alles werd gedaan om het voorval in de doofpot te stoppen. Maar zoals dat wel vaker gaat, uitlekken deed het toch. Een burgertelefoniste van het kamp had het een en ander opgevangen en meldde dit aan de bevelhebber van de Sicherheitspolizei in Den Haag. Daar vond men het een curieus bericht, maar belde toch naar Grünewald om opheldering. Die probeerde nog de affaire te bagatelliseren. Maar ondanks zijn valse rapportages bleek dat het verhaal van de telefoniste juist was. Obergruppenführer der SS, Rauter werd bij de zaak betrokken. Hij was verontwaardigd over zoveel onmenselijkheid. Grünewald werd opgesloten en op 6 maart 1944 door het SS- und Polizeigericht in Velp tot drie-en-een-half jaar veroordeeld. Zijn adjudant Wicklein kreeg een half jaar.
Tussentekst 12
Waar Rauter bang voor was gebeurde toch: het bericht over de bunker kwam via clandestiene kanalen het kamp uit. Burgerpersoneel uit het kamp nam briefjes mee in het stuur van hun fiets, of hadden kleine snippers papier verstopt in een brood. De illegale pers kreeg er ook lucht van, hoewel er toch nog een maand overheen ging voordat ongeveer duidelijk was wat er in die nacht van 15 op 16 januari precies had plaatsgevonden in de bunker. Vrij Nederland publiceerde enkele clandestiene brieven op 15 februari, en twee dagen later meldde de Waarheid de namen van de tien omgekomen vrouwen. Een maand later kwam Trouw met een nog nauwkeuriger relaas. De bevolking reageerde ontzet. Zoveel gruwelen waren er toentertijd namelijk nog niet bekend uit de concentratiekampen. Rauter zou honderden protestbrieven ontvangen. Maar het zou nog zeker vijf maanden duren voordat de Nederlandse regering in Londen wist wat er die januarinacht gebeurd was. Te laat om in de radiouitzendingen van Radio Oranje en de BBC nog aandacht aan te besteden. De Nederlandse luisteraar in bezet gebied was toch al grotendeels op de hoogte.
Tussentekst 13
Het duurde niet lang of onder druk van de Reichsfuhrer der SS Himmler werd hun straf kwijtgescholden. Grünewald werd naar het Oostfront gestuurd, waar hij sneuvelde, en Wicklein werd weer adjudant in Concentratiekamp Flosenburg. En zo was alles weer rond. Of toch niet?
De veroordelingsgrond voor het Kriegsgericht in 1944 luidde "onachtzaamheid". Precies 40 jaar later stond een van de medeplichtigen Strippel terecht voor de Duitse rechter in Frankfurt am Main. Het oordeel van de rechter luidde als volgt: "We kunnen niet vaststellen of het personeel van het kamp, afgezien van Grünewald, die bevelen gaf, een actieve rol speelde bij het naar binnen duwen van de vrouwen in de cel. De Nederlandse getuigen doen daarover verschillende uitspraken. Verantwoordelijk voor de dood van de tien vrouwen is in eerste instantie de inmiddels gestorven kampcommandant Grünewald, maar het is de vraag of hij de dood van de vrouwen opzéttelijk veroorzaakt heeft. Waarschijnlijker is dat hij daar niet over nagedacht heeft. Als hij er over nagedacht zou hebben dan zou dat in strijd zijn met zijn beleid om zo min mogelijk gevangenen arbeidsongeschikt te laten worden. Noch Grünewald, noch de andere personeelsleden lijken nagedacht te hebben over het gebrek aan zuurstof en oververhitting die op zou kunnen treden in de cel. Noch Grünewald noch de andere personeelsleden waren artsen die dat met zekerheid zouden kunnen weten.
Samenvattend kan vastgesteld worden dat het onder de gegeven omstandigheden een tamelijk grote onnadenkendheid geweest moet zijn" . Einde citaat.
Een tamelijk grote onnadenkendheid. Dat blijft dus over van de bunkermoord bij een Duitse rechter anno 1984. De SS–ers hebben niet gemoord, niet gedood, geen schuld, behalve een kleine zonde: een tamelijk grote onnadenkendheid.
Tussentekst 14
Voor de vrouwen die overleefden blijft de rampnacht in de bunker voortleven als de meest verschrikkelijke nacht uit hun leven. Dat maakten ze zelfs in Ravensbrück niet mee, want daar kwamen de meeste vrouwen terecht nadat Vught in september 1944 ontruimd was. Maar jarenlang konden ze er zelfs niet over praten. Sinds een aantal jaren gaat dat wat beter. Voor Martina van Iperen staat de solidariteit van toen nog overeind.
Tussentekst 15
In 1967, 25 jaar na de bouw van het kamp Vught, gingen Tineke Wibaut en Ada Hagenaar terug ter gelegenheid van een herdenking. Dat viel tegen.
Uitgebreidere documentatie aanwezig in VPRO archief