Lelystad
Eind jaren zestig trokken de eerste bewoners in de huizen. Licht, lucht en ruimte hadden de eengezinswoningen, maar ook centrale verwarming en een dakterras. Ongekende luxe voor die tijd. In de nieuwe stad heerste een pioniersgeest: handen uit de mouwen. De eerste jaren schoten clubs en verenigingen als paddenstoelen uit de grond. Het was ook een plek voor experimenten. Er kwam bijvoorbeld een 'middenschool'. Maar al snel kwam de klad erin. De aanleg van een snelweg werd uitgesteld, de treinverbinding met de Randstad bleef uit. In de economisch moeilijke jaren '80 beleefde Lelystad een dieptepunt met enorme werkloosheid en de hoogste criminaliteitscijfers van Nederland. Ook het aantal echtscheidingen was in de polder ongekend hoog. Tien jaar later kroop Lelystad weer langzaam uit het dal. Inmiddels zijn er goede verbindingen, huizen werden gerenoveerd. Maar vrolijk is het nooit geworden, aldus Joris van Casteren die onlangs een boek schreef over Lelystad. Hij wijst in Andere Tijden de troosteloze plekken in zijn geboortestad aan. ‘Als je alle mogelijkheden hebt om uit het niets een stad te creëren en als je alle utopische verwachtingen erbij haalt, hoe kan je dan in godsnaam op zoiets uitkomen?’ Maar ingenieur Tellegen en andere inwoners van het eerste uur zijn tevreden: zij willen nooit meer weg uit het lege land.