VPRO Marathoninterview
Max Drenth voorheen Marjolijn Februari: uur 3
Over recht en moraal kreeg Pieter van der Wielen in 2008 een driedubbel college, maar ook over bewondering voor Barbara, Audrey Hepburn, Franz Kafka, Prokofjev, Virginia Woolf en Alice in Wonderland. Hollen en stilstaan Max Drent voorheen Marjolijn Februari is bekend van de wekelijkse column in de Volkskrant en de roman De Literaire Kring. In haar columns kijkt Februari met een scherpe en orginele blik naar de actualiteit. Ze stelt zich vaak op als het geweten van de overheid die het goede voorbeeld aan burgers moet geven waar het gaat om de moraal. De moraal van de Nederlandse culturele elite vormt ook het hoofdthema van de roman De Literaire Kring. Het verhaal is geinspireerd op een ware gebeurtenis: het Nederlandse bedrijf Vos B.V. verkocht in 1996 willens en wetens onzuivere glycerine aan een farmaceutisch bedrijf in Haiti. De glycerine werd in hoestdrank gebruikt, en zeker zestig kinderen stierven na inname van het drankje. Tientallen anderen liepen lever- en hersenletsel op. Februari gebruikt de kwestie in het boek om ethische vragen aan de orde te stellen. De filosoof werd 45 jaar geleden geboren als Marjolijn Drenth, later "deed ze de naam von Februar"op. Officieel heette ze dus Marjolijn Drenth von Februar en studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten. In 1989 debuteerde ze met de roman De zonen van het Uitzicht. In 2000 werd haar dissertatie Een Pruik van Paardenhaar & Over het Lezen van een Boek gepubliceerd. In 2001 begon ze columns te schrijven voor de Volkskrant die in 2004 bijeengebracht werden in de bundel Park Welgelegen. Naar eigen zeggen "hangt Marjolijn Februari wat rond in de maatschappij" - zij vormt als het ware een eenmansdenktank die zich bezighoudt met uiteenlopende onderwerpen als de veiligheid van de luchtvaart, de canon van de Nederlandse geschiedenis of de verhouding tussen burger en overheid. ------------------------------------------ Samenvattingen Van paarden en konijnen Eerste uur Het drie uur durende interview startte met de identiteit van Marjolijn Drenth, de naam waarmee ze 45 jaar geleden werd geboren. Als wetenschapster (ze studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten) ging ze door het leven als Drenth. Toen ze achttien jaar geleden debuteerde als schrijfster deed ze dat onder het pseudoniem Februari. Later verscheen haar dissertatie met twee namen: Drenth von Februar. Nu neemt ze alleen de telefoon nog op met Drenth. Wil de echte Marjolijn hier opstaan? Ze schetst het beeld dat ze in de plattelands-paarden-kringen van haar schoonfamilie opdeed. Als paardenfokkers een paard verkopen aan bijvoorbeeld een sjeik in Saudi Arabie, hoe krijg je het paard daar? Er is een truc voor: ze halen het embryo uit het paard, plaatsen het in een konijn, waarna het uiteindelijk in een draagpaard wordt geplaatst. Haar schrijverschap is het paarden-embryo – daar gaat iets groots uit groeien. Ondertussen moet ze zelf als konijn door het leven. In haar columns combineert ze konijn en paard – tenminste dat probeert ze. Morele kwesties aanroeren in haar columns – en dan tot haar schrik merken dat er eigenlijk niets gebeurt als je een aanklacht schrijft. Neem de zaak Fred Spijkers – de klokkenluider die maar geen genoegdoening van het Ministerie van Defensie krijgt, en die vandaag in het nieuws is omdat Pieter van Vollenhoven als bemiddelaar buiten de deur wordt gehouden. Mensen zonder macht winden ze zich daar over op. Mensen met macht doen er niets aan. Dat verbaast haar, maar ze begrijpt niet veel van macht – zo was het gesprek begonnen; ze had een kogel neergelegd op tafel – om niet te vergeten het over macht te hebben. Het recht, ze is immers ook juriste, biedt bescherming tegen macht en willekeur – maar het geeft ook de verplichting je eraan te houden – dat is de mooie deal – en de worsteling van ethiek en moraal. Tweede uur Aan het begin van het tweede uur hoorden we Barbara ‘Pierre’ zingen, het mooiste liefdeslied aller tijden, volgens de schrijfster, die helemaal IN Barbara is. Ze kan zich een zin herinneren uit een interview waarin Barbara zich een eend noemt die ieder moment kan opvliegen. Op zoek naar dat interview op YouTube zag de schrijfster de zangeres, voor wie het leven afschuwelijk was, aanstellerig zijn – iemand die weinig met zichzelf samenvalt. Toen ze haar eerste Barbara-plaat al had, op haar 19e, kwam ze in een kibboets in Israel terecht. Het was 1982, Israel was in oorlog en was Libanon binnengetrokken. Er was een fabriekje in de kibboets waar van alles gepolijst werd – zo stond ze boven een zuurbad oude kogels te repareren, waarvan ze er nu een bij zich heeft. En dat voor de studente Filosofie die zich theoretisch met ethiek bezighield. In de kibboets ontmoette ze een oudere man – de vakbondsleider Yitzhak Ben-Aharon –met wie ze bevriend is gebleven en die haar geschoold heeft in haar kijk op Israel – hij was voorstander van de teruggave van de bezette gebieden. "Hoe ver ben je nu met schrijven?", wil de interviewer weten. Ze heeft twee romans geschreven – twee heel verschillende boeken. "Als ik er een carriere van zou willen maken", zegt ze – "zou ik moeten kiezen, in genre". Maar net als in haar wetenschappelijke leven wil ze zich niet graag vastleggen op een gebied. Haar proefschrift is heel goed, zegt ze – daar kan ze bij de hemelpoort mee aankomen. "Als ze daar tenminste lezen", zegt de interviewer. "Anders hoef ik ook niet te gaan", zegt ze – overigens zonder geloof in het hiernamaals te hebben. Zij heeft de moraal – dat staat los van het godsbesef. God is hooguit een stoplap in de poging van de mensen de ethiek te legitimeren.